De graafwerken bestonden uit de aanleg van een vispassage (zie figuur 2). Bij de werken zijn twee kuilen/proefputten gegraven van circa 6 bij 6 meter en 1.40 cm diep. Deze vispassages zullen in de nabije toekomst met elkaar verbonden worden door een 1 meter brede geul. In de geplande geul is tijdens onderhavig onderzoek een proefsleuf aangelegd met een breedte van 2 bij 8 meter. Het totaal onderzochte oppervlak bedraagt 88 m².Het afgegraven terrein ligt volgens de archeologische verwachtingskaart (Sprengers , 2014) in een terrein ‘met een hoge verwachting voor het voorkomen van een watermolenbiotoop. Tijdens de archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden zijn geen archeologische resten gevonden. In het plangebied zijn, daarentegen, diepe verstoringen aangetroffen. Dit betekent dat ergeen intacte vindplaatsen meer worden verwacht.AdviesIn het plangebied worden geen (intacte) archeologische vindplaatsen (meer) verwacht. Aanbevolen wordt de archeologische verwachting van de onderzochte zones te laten vervallen. Verder archeologisch onderzoek aan de te realiseren vispassage (verbindingsgeul) wordt niet noodzakelijkgeacht.
Date: 04/02/2015 (veldwerk)