Het plangebied ligt in een zone met dekzandruggen, met ter hoogte van werkput 4 een relatief dik bouwlanddek. In het uiterste noorden van werkput 4 is de overgang te zien naar lager gelegen en natter terrein (beekeerdgronden). Binnen het plangebied is sprake van een podzolbodem, waarvan alleen ter hoogte van de zuidelijke helft van werkput 4 een restant van een deels intacte Bs-horizont aangetroffen. In de overige werkputten was materiaal uit de B-horizont in het beste geval nog herkenbaar in het cultuurdek. Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat er ter plaatse van het plangebied enkele losse sporen (greppels en/of sloten) aanwezig zijn (spoor 1 t/m 3). Bovendien zijn buiten het bouwvlak twee kringgreppels en een graf(kuil) aangetroffen uit de periode IJzertijd-Romeinse tijd (graf 1 en 2). Deze twee grafstructuren worden derhalve niet bedreigd door de voorgenomen bouwplannen. De locatie van de graven is momenteel in gebruik als paardenweide en zal ook als zodanig blijven functioneren in de toekomst. Aangezien deze graven dus niet worden bedreigd door de bouwplannen is tijdens een overleg in het veld besloten ze in situ te bewaren.De bouwvlakken zijn door middel van vijf proefsleuven onderzocht. In die werkputten werden geen andere sporen aangetroffen dan de relatief moderne greppels spoor 1 t/m 3. Vermoedelijk hangt hun functie samen met de percelering van het terrein. Deze sporen zijn niet zeldzaam. Door de afwezigheid van materiaal in de vulling scoren ze ook niet hoog op informatiewaarde en inhoud. Er is sprake van een redelijke tot goede fysieke kwaliteit van de sporen. De mate van verstoring is relatief gering. De aangetroffen sporen kunnen als niet behoudenswaardig worden beschouwd. Geadviseerd wordt om de zone van het bouwvlak (werkput 1 t/m 5) niet nader te onderzoeken. In werkput 6 werden twee graven aangetroffen. Deze zijn voorzien van een ronde randstructuur (kringgreppel). Van graf 1 is ook het eigenlijke graf aangesneden. Er werden crematieresten een handgevormd aardewerk aangetroffen. De graven zijn goed geconserveerd en de mate van verstoring is gering. Hierdoor is de inhoudelijke informatie die uit deze vindplaats kan worden verkregen groot. Deze sporen kunnen als behoudenswaardig worden beschouwd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit ook geldt voor de zone buiten de werkput. In dit nog niet onderzochte deel van het terrein bevinden zich vermoedelijk meer graven en/of bijbehorende sporen en/of vondsten. Geadviseerd wordt de locatie van de graven in werkput 6 (inclusief een bufferzone) op te nemen in de beleidskaart van de gemeente Best en hieraan de waarde archeologie toe te kennen (beleidscategorie 2, gebied van archeologische waarde). In bijlage 8 is een advieskaart opgenomen. Hoewel werkput 5 is aangelegd door het hoogste deel van de dekzandkop werden in deze sleuf geen grafheuvels of restanten daarvan aangetroffen. Ook vondstmateriaal ontbreekt. Het vlak was echter goed leesbaar, waardoor deze afwezigheid van sporen niet kan worden verklaard door bodemverstoring o.i.d. Hetzelfde geldt voor werkput 4. Het lijkt er dus op dat de grafheuvels gesitueerd zijn op de flank van de dekzandkop. Hiermee is rekening gehouden met het intekenen van de zone waaraan in het gemeentelijk beleid een hoge verwachtingswaarde dient te worden toegekend. Het ontstane kaartbeeld is een combinatie van de opgravingsgegevens, onderzochte zones, de locatie van de aangetroffen grafheuvels en het AHN kaartbeeld. Direct ten westen van werkput 4 ligt een bomenkwekerij. Op het AHN hoogtemodel lijkt deze zone verrommeld (verstoord), mogelijk door het gebruik van het terrein als kwekerij. Het kan echter niet worden uitgesloten dat ook hier resten van grafheuvels in de bodem bewaard zijn. Derhalve is ook deze zone meegenomen in het advies.