Waarderend onderzoek van de vindplaats 't Zand/Bloemenveiling te Vleuten-De Meern (1999)

DOI

Uit de vier aangelegde proefsleuven is duidelijk geworden dat op het westelijk gelegen perceel 299 en het westelijke deel van perceel 305 geen bewoningssporen uit een ver verleden meer aanwezig zijn. Het oostelijke deel van perceel 305 verkeert echter nog in een goede toestand. Onder een bouwvoor van ca. 45 cm dikte bevindt zich een 15 cm dikke Romeinse cultuurlaag met daaronder tal van dieper ingegraven bewoningssporen als greppels en kuilen. Het is wel zeker dat de Romeinse bewoning zich naar het zuiden uitstrekt in het niet onderzochte perceel 306 en dat daarvan nog substantiële resten te vinden zijn onder de door kassenbouw verstoorde bovengrond.Anders dan op grond van de oppervlaktekartering door RAAP kon worden verwacht is tijdens het onderzoek geen vroegmiddeleeuws materiaal aangetroffen. Ook onder de vondsten die Graafstal in 1981 heeft verzameld, zijn dergelijke vondsten schaars. Het relatief grote aantal stukken dat RAAP aan het oppervlak vond, zou erop kunnen wijzen dat de vroegmiddeleeuwse component grotendeels vergraven is.De conservering van het cultureel en ecologisch vondstmateriaal zal niet afwijken van hetgeen gebruikelijk is voor een Romeinse vindplaats op de oeverwal van de Rijn. De tijdens het onderzoek geborgen metalen voorwerpen verkeren in een matige tot slechte toestand, maar dat is gebruikelijk voor vondsten uit de bouwvoor. Het aardewerk is niet noemenswaardig verweerd. De enkele botfragmenten die zijn aangetroffen, verkeerden in een redelijke toestand. In een humeuze kuil of een waterput zullen botten en onverkoolde zaden goed bewaard zijn. Op grote diepte kunnen zelfs nog houtresten worden verwacht zoals bekistingen van waterputten en wellicht beschoeiingen.Op de aard van de vindplaats heeft de opgraving geen nieuw licht geworpen. Er zijn geen afzettingen, kadewerken of beschoeiingen gevonden die wijzen op de nabijheid van een geul, zodat een functie als haven sterk hypothetisch blijft. Wel was onder de Romeinse scherven de component handgevormd aardewerk opnieuw klein, zodat het veronderstelde militaire karakter vooralsnog overeind blijft staan.De meeste vondsten die tijdens de opgraving zijn geborgen, dateren uit de 2e en 3e eeuw. Dat er geen 1e-eeuws materiaal te voorschijn is gekomen, is niet zo vreemd, omdat in de enige werkput met Romeinse sporen, put 4, slechts twee opgravingsvlakken zijn aangelegd, waarvan het onderste niet is afgewerkt. De oudste, deels voor-Flavische, vondsten die Graafstal in 1981 heeft gedaan, stammen uit de sloot ten noorden van perceel 305, waarin oudere lagen kunnen zijn aangesneden dan in werkput 4.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xn4-hhhz
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xn4-hhhz
Provenance
Creator Gazenbeek, A.E.; Polak, M.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J Cichy; ROB, Amersfoort
Publication Year 2011
Rights CC-BY-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess true
Contact J Cichy (DANS)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 6197; 6985; 834; 3838; 755076
Version 2.0
Discipline Humanities