In opdracht van TenneT is in augustus 2019 door Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een aan te leggen kabeltracé van 2 circuits van 150 kV-station Tilburg Noord naar 150 kV-station Best. Daarnaast maakt een derde circuit van 150 kV-station Tilburg Noord naar 150 kV-station Eindhoven Noord onderdeel uit van de scope van dit onderzoek. Aanleiding is het vervangen van de 150kV-lijnverbinding. De bestaande bovengrondse 150kV dubbelcircuit-verbinding tussen Tilburg Noord en Best heeft binnen enkele jaren naar verwachting te weinig transportcapaciteit om aan de groeiende vraag naar elektriciteit te kunnen voldoen. TenneT overweegt deze bestaande verbinding te vervangen door een nieuwe ondergrondse kabelverbinding. Onderhavig rapport heeft alleen betrekking op het gedeelte dat loopt binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Oisterwijk. Op het tracé worden delen gerealiseerd middels een open ontgraving en delen door middel van gestuurde boringen. Zie ook de kaartbijlage voor deze delen en afbeelding voor een globaal beeld.
Het nu voorziene plangebied loopt voor deze vervanging over het grondgebied van de gemeenten Tilburg, Oisterwijk, Oirschot, Best en Eindhoven. De verplichting tot het doen van een archeologisch (voor-)onderzoek volgt op gemeentelijk niveau uit het vastgestelde archeologiebeleid van de gemeente Oirschot.
Het plangebied ligt te midden van het Noord-Brabants dekzandgebied. In de directe omgeving van het plangebied zijn archeologische resten gevonden uit uiteenlopende perioden. Voor het plangebied geldt dan ook een brede archeologische verwachting. Er kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met de nieuwe tijd, afhankelijk van de bodemopbouw en de mate van intactheid van deze bodemopbouw in het plangebied. Daarbij gaan we er vanuit dat voor de aanwezigheid van potentieel behoudenswaardige archeologische vindplaatsen de oorspronkelijke (nog sporendragende) top van de C-horizont (deels) aanwezig moet zijn. Het gespecificeerde archeologische verwachtingsmodel zoals opgenomen in dit rapport is mede gebaseerd op de onderzoeken uit de directe omgeving van het plangebied en de landschappelijke situatie in de regio.
De aanwezigheid van archeologische vindplaatsen is sterk afhankelijk van het feit of de bodem in het plangebied verstoord is geraakt door bebouwing of andere grondwerkzaamheden. Dit kan niet worden bepaald door een bureauonderzoek alleen.
Antea Group adviseert dan ook om in het plangebied een verkennend booronderzoek uit te voeren om de mate van intactheid van de bodemopbouw en de aan- of afwezigheid van archeologisch relevante spoorniveaus te bepalen. Op deze manier kan een gefundeerd advies worden gegeven over de impact van de bodemroering die met de voorgenomen herinrichting van het plangebied gepaard gaat.
Daarbij nuanceren we dat Antea Group adviseert om het archeologisch onderzoek te beperken tot de locaties waar het kabeltracé in open ontgraving worden aangelegd, en bij de in- en uittredepunten van de gestuurde boringen. Dit omdat de gestuurde boringen zelf een minimale bodemverstoring opleveren, die niet of nauwelijks bedreigend is voor eventuele archeologische resten. Alleen de in- en uittredepunten ervan leveren een bodemverstoring op die wel archeologisch onderzoek nodig maakt.
Ter plaatse van het AMK-terrein (nr. 251) is het advies om het terrein zo veel mogelijk te ontzien, eventueel door middel van een gestuurde boring. Mocht dit niet mogelijk zijn is het advies om de boringen die milieu in deze regio gaat zetten ook archeologisch te beschrijven en te interpreteren. Hoogstwaarschijnlijk dient de open ontgraving in dit gedeelte vervolgens onder archeologische begeleiding plaats te vinden. Hiervoor dient dan ook contact gezocht te worden met de RCE, die als bevoegd gezag fungeren voor beschermde archeologische monumenten.