Het onderzoek in de Hugo de Grootstraat heeft de doelstellingen zoals verwoord in het PVE kunnen bereiken. Het is nu mogelijk om het onderzoek van de ROB uit 1975 exact in te passen in het landelijke RD-coördinatensysteem. Daarnaast zijn de stratigrafische bodemopbouw in het gehele stuk en de door de ROB niet (compleet) opgegraven sporen vastgelegd. Bovendien is nog een grote hoeveelheid materiaal, waaronder opvallend veel metaal, verzameld. Doordat destijds geen metaaldetector gebruikt is, is veel van deze vondstcategorie achter gebleven in de toentertijd uitgegraven grond.Het vastleggen van de bodemopbouw en de ‘nieuwe’ sporen is gebeurd met inacht- neming van de algemene onderzoeksvragen. De specifieke onderzoeksvragen, gericht op graven, wegen, perceleringsgreppels en sporen van een nederzetting, kwamen alleen aan de orde bij paalkuil Pk10 die mogelijk tot een spieker behoort (Str2).Tenslotte is het meest noordelijk deel van de Hugo de Grootstraat, waar nog nooit archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, archeologisch begeleid. Door de combinatie van een kleine breedte en een grote diepte van de rioolsleuf was alleen begeleiding mogelijk. De opbouw van de bodem is vastgelegd en de grond is doorzocht op vondsten.De sporen en vondsten laten zien dat in het onderzochte gebied een enkel graf uit de 1e eeuw lag en verder sporen van gebouwen en afvalkuilen die horen bij de canabae legionis van het legerkamp op de Hunerberg. De datering van het merendeel van de vondsten valt in de periode van 70 na Chr. tot in de vroege 2e eeuw. Oudere vondsten zijn sporadisch, slechts twee scherven en 20 munten. De laatste kunnen echter tot ver na 70 in gebruik zijn geweest. Munten uit de Flavische periode zijn er maar weinig, zeker in vergelijking met de muntvondsten van een ander deel van de westelijke canabae legionis. Drie scherven terra sigillata uit de tweede helft van de 2e en de eerste helft van de 3e eeuw vormen samen met een munt van Septimius Severus uit 200–201 de enige vondsten uit deze periode. Ook uit de laat-Romeinse periode komen maar weinig dateerbare vondsten ondanks de nabijheid van een grafveld, waarvan de oudste graven rond 300 kunnen worden gedateerd. Alleen 13 munten horen in deze tijd thuis. In de post-Romeinse tijd is het terrein in gebruik geweest als akker tot aan de stadsuitbreiding aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw.
Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 110
Date: Laatste datum veldwerk: 29-10-2009
Date: 2009-10-29