De aanleiding voor het onderzoek betreft de sloop van een kantoorpand ten gunste van nieuwbouw van 145 nieuwe woningen aan de Watermolenlaan 1 te Woerden, gemeente Woerden (UT). Hiertoe is een bestemmingsplanwijziging vereist. Om het plangebied te onderzoeken op de bodemgesteldheid en mogelijke aan- of afwezigheid van archeologische waarden is in november en december 2021 door Laagland Archeologie een gecombineerd bureau- en inventariserend veldonderzoek in de verkennende fase uitgevoerd. Hierbij werd in het zuiden van het plangebied, in de top van de oeverafzettingen van de Linschotense stroomgordel, een vegetatiehorizont aangetroffen met een baksteenbijmenging. Om deze laag en de mogelijke archeologische waarden op dit niveau te ontzien is geadviseerd om een maximale verstoringsdiepte van 90 cm -mv te hanteren. Bij overschrijding van deze grens werd een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een Proefsleuvenonderzoek (IVO-P) aangeraden. De overige delen van het plangebied konden vrijgegeven worden voor de voorgenomen ingreep.In haar selectiebesluit wijkt de gemeente (hierin vertegenwoordigd door de Omgevingsdienst Regio Utrecht) af van bovenstaande advies. Omdat een proefsleuvenonderzoek, mede door de resultaten van het proefsleuvenonderzoek in het naastgelegen gebied Houttuinen, in deze fase als een te zware stap beschouwd werd, werd rondom de boringen waar intacte afzettingen met een vegetatiehorizont zijn waargenomen is karterend booronderzoek volgens methode E2 van de KNA Leidraad karterend boren v2 voorgeschreven.Het uitgevoerde karterende booronderzoek werd gehinderd door de aanwezigheid van bebouwing en door een tweede verhardingslaag (van beton?) onder de klinkerverharding. Toch zijn uit het onderzoek in deze fase nog enkele conclusies te trekken.De vegetatiehorizont is in het noordwesten van het onderzoeksgebied opgenomen in de bouwvoor. In het zuiden van het plangebied is op hetzelfde niveau als de vegetatiehorizont een zwak kleiige tot mineraalarme veenlaag aangetroffen. In deze laag werden geen archeologische indicatoren gevonden en de laag wordt daarom als natuurlijk gevormde bodemlaag beschouwd.In het overige deel van het onderzoeksgebied was de vegetatiehorizont intact aanwezig en ‘doorspekt’ met oranje en rode baksteenfragmenten. Vanwege de baksteenbijmenging dateert de laag uit het einde van de Late Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. Op basis van het historische kaartmateriaal was het plangebied in deze perioden in gebruik als landbouwgrond. Resten van boerderij-erven worden in dit gebied niet verwacht. Het is mogelijk dat eventuele oeverafzettingen van de Oude Rijn in het gebied zijn afgegraven ten behoeve van de baksteenfabricage en dat de ‘vegetatiehorizont’ daar een weerslag van is.Op basis van het ontbreken van archeologische indicatoren, anders dan baksteenfragmenten, worden in het onderzoeksgebied geen archeologische waarden verwacht. Op basis van de uitgevoerde boringen in fase 1 worden in fase 2 geen afwijkende onderzoeksresultaten verwacht.Omdat de kans dat tijdens het plan archeologische waarden verstoord zullen worden laag is, adviseren wij om af te zien van fase 2 van het karterende booronderzoek en de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Woerden, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer D. Stiller en mevr. L. Bruning van de OmgevingsDienst Regio Utrecht (ODRU). De gemeente Woerden stemt in zijn selectiebesluit in met het advies van Laagland Archeologie.Als bij uitvoering van de werkzaamheden vondsten worden gedaan waarvan wordt vermoed dat het archeologische vondsten betreft, bent u op grond van art. 5.10 van de Erfgoedwet verplicht om deze te melden bij de bevoegde overheid. Om praktische redenen kan deze melding gedaan worden bij de gemeente. De melding dient vergezeld te gaan van een foto van de vondst en gegevens over de exacte locatie van de vondst.