Op 18 en 19 mei 2005 heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) op het perceel aan de Braninl<kamp 1 te Laren (gemeente Lochern) een archeologische begeleiding van het uitgraven van een bouwput uitgevoerd (afbeelding 1). Aanleiding tot dit onderzoek was de geplande bouw op dit perceel van een woning met gedeeltelijke onderkeldering. Daarbij werd de gehele bouwput uitgegraven tot aan de ongestoorde natuurlijke bodem (60 tot 85 cm) en werd een deel van de bouwput nog dieperuitgegraven voor de kelder (tot 2.5 m). Deze bodemingreep vormde een bedreiging voor eventueel aanwezige overblijfselen met een archeologische waarde. Het onderzoek had tot doel vast te stellen of in de bodem van het onderzoeksgebied resten met een archeologische waarde aanwezig zijn (en zo mogelijk van welke aard en datering deze zijn). De archeologische begeleiding is uitgevoerd in opdracht van de heer W.J. Fraas, de eigenaar van het perceel en de te bouwen woning. Het bevoegd gezag is de gemeente Lochem. Het Plan van Aanpak (PvA) werd goedgekeurd door de gemeente Lochem na controle door een senior-archeoloog van Archeologisch Projectbureau Jacobs & Burnier (de Rooij 2005).Bij het onderzoek werden resten van een middeleeuwse boerderij aangetroffen. Deze boerderij wordt tussen 950 en 1150 na CInristus gedateerd en is van het type Gasselte B. De conservering van de grondsporen en vondsten is goed en er is een duidelijke ruimtelijke relatie tussen de grondsporen en de mobilia. De hoeveelheid is vondsten gering, maar bij het onderzoek werden slechts zeer weinig grondsporen gecoupeerd. Er werden geen grondsporen afgewerkt. De na het onderzoek achtergebleven, al dan niet gecoupeerde, grondsporen zouden tijdensde bouw worden ontzien. Ter plekke van de kleine kelder werden geen grondsporen aangetroffen.De zeldzaamheid van de aangetroffen vondsten en grondsporen binnen de archeoregio is niet uitzonderlijk, maar de zeldzaamheid in de omgeving is hoog. Vooral de aanwijzingen voor ijzerproductie tillen de onderzochte vindplaats boven het gemiddelde uit.De informatiewaarde van zowel de vondsten en de grondsporen is hoog, zeker gezien de beperkte hoeveelheid coupes die werd gezet. Ondanks de aanwezigheid van enkele recente verstoringen is er een goede samenhang van de grondsporen en daardoor een goede horizontale gaafheid. De bodemopbouw bestaat slechts uit eenAC-profiel. Toch zijn de aanwezige grondsporen vrij compleet aanwezig, zoals blijkt uit de coupe van spoor 34, waar zelfs de nazak van het spoor nog behouden was. Dat maakt dat het bodemarchief in en waarschijnlijk rond de onderzochte bouwput een goede verticale gaafheid heeft. De aard van de verstoringen was lokaal en dusde verstoringsgraad beperkt en incidenteel. Het verdwijnen van de podzol kan wel betekenen dat eventueel in het onderzoeksgebied aanwezige grondsporen uit de prehistorie, de Romeins Tijd en de Vroege Middeleeuwen verdwenen kunnen zijn. Er werden echter geen vondsten uit deze perioden vastgesteld, ook niet bij de aanlegvan de bouwput.Het landschap ter plekke van het onderzoeksgebied was aanvankelijk bebost. Na het rooien van het bos werd het onderzoeksgebied gebruikt als akker, waardoor de podzol verdween. Midden in de middeleeuwen kwam bewoning in het onderzoeksgebied. Na het verdwijnen van de bij het onderzoek aangetroffen boerderij werd het onderzoeksgebied weer in gebruik genomen als akker en ontstond het esdek. Als in de 20e eeuw de dorpskern van Laren zich snel uitbreidt, wordt het onderzoeksgebied gaandeweg omringd door bebouwing. In 2005 komt dan weer een woning op bijna dezelfde plek als de middeleeuwse boerderij. Bij de bouw van de woning waarvoor de archeologische begeleiding werd uitgevoerd, zou de vindplaats zoveel mogelijk worden ontzien. De bij het onderzoek ontdekte boerderij lijkt een meer dan gemiddelde hoeve te zijn geweest door de aanwijzingen voor ijzerproductie. Mogelijk was het de hoeve van een ambachtsman (smid?).
Gemeente Lochem, Laren, Braninkkamp 1
Date: 18-05-2005 (aanvang onderzoek)