Gespecificeerde archeologische verwachtingIn het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat-)Paleolithicum. Voor de perioden Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt de kans zeer hoog geacht, vanwege de al eerder aangetroffen archeologische resten (voornamelijk aardewerkfragmenten) uit deze perioden tijdens niet-archeologische graafwerkzaamheden. Dit is in overeenstemming met de archeologische beleidskaart van de gemeente Brummen. In het noordwestelijke deel van het plangebied worden archeologische resten, indien aanwezig, vlak onder het maaiveld en in de bouwvoor verwacht en deze zijn daardoor kwetsbaar voor moderne bodemingrepen. Binnen dit deel van het plangebied wordt namelijk geen plaggendek verwacht. In het overige deel van het plangebied (centrale en oostelijk deel) worden archeologische resten verwacht in het (dikke) plaggendek (Aa-horizont) en in de top van de dekzandafzettingen (top van de afgedekte podzolbodem (meest waarschijnlijk een veldpodzolbodem) of restant hiervan). De diepteligging van de vondstenlaag is afhankelijk van de dikte van het plaggendek. Tevens zorgt de aanwezigheid van een plaggendek voor een betere conservering van archeologische resten. Resultaten inventariserend veldonderzoekDe aangetroffen bodemopbouw is alleen nog in het centraal-oostelijke deel van het plangebied deels intact (zie figuur 16). Het gaat om een intact restant van het van nature gevormde veldpodzolprofiel, vanaf de Bhe-horizont of de overgangs-BC-horizont. Het bodemprofiel betrof voorheen waarschijnlijk een hoge enkeerdgrond (een plaggendek opgebracht op het van nature gevormde veldpodzolprofiel). De verstoringsdiepte in het centraal-oostelijke deel van het plangebied betreft gemiddeld 60 cm. De overgang naar de C-horizont vindt plaats op een diepte van gemiddeld 100 cm -mv. Wanneer er sprake is van een archeologische vindplaats, dan zal het archeologisch sporenniveau meest duidelijk zichtbaar zijn rond 100 cm -mv, op de overgang van de BC- naar de C-horizont.Voor het merendeel van het plangebied is sprake van een door recente bodemingrepen verstoorde bodemopbouw, met een gemiddelde verstoringsdiepte van 120 cm -mv. Een deel van de geroerde laag/lagen betreft het plaggendek, dat binnen een groot deel van het plangebied zal zijn opgebracht toen het nog in agrarisch gebruik was (uitgezonderd het noordwestelijke deel). Voornamelijk in het noordwestelijke deel van het plangebied is het geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw ver-mengd met resten recent baksteen en bouwpuin. Dit betreffen zeer waarschijnlijk sloopresten van de voormalige bebouwing van het erf De Braak. De onverstoorde bodemopbouw betreft direct de C-horizont en bestaat uit lichtbeigegeel tot oranjegrijs (roest) gekleurd, zwak tot uiterst siltig, zeer fijn zand. De soms sterke lemigheid duidt erop dat het gaat om Oud Dekzand en dat het ook deels verspoelde dekzanden betreffen (door sneeuwsmeltwater lokaal getransporteerd sediment). Ervan uitgaande dat een vergelijkbare bodemopbouw aanwezig is geweest zoals aangetroffen in het centraal-oostelijke deel van het plangebied, reikt de verstoringsdiepte tot gemiddeld 20 cm onder de oorspronkelijke top van de C-horizont. Aantasting van het archeologisch sporenniveau zal hebben plaatsgevonden, echter dieper doorlopende sporen zullen nog intact worden aangetroffen, indien aanwezig.In boring 9 (zie figuur 16) is in de bovengrond (plaggendek) een fragment/brok ijzerslak aangetroffen, dat niet nader te dateren is dan Middeleeuwen-Nieuwe tijd. Het kan gaan om een bemestingsrestant (en daarom van elders aangevoerd). Anderzijds kan het ook meegeroerd zijn vanuit de oorspronkelijke top van het natuurlijke bodemprofiel, tijdens het opbrengen van het plaggendek. Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het plangebied binnen de attentiezone ligt van een archeologische waarneming, waarbij het gaat om voornamelijk aardewerkfragmenten uit de perioden Middeleeuwen en Nieuwe tijd die aangetroffen zijn tijdens eerdere bouwwerkzaamheden ter plaatse van de zorginstelling Radeland.Ter plaatse van de boringen gezet in het noordwestelijke deel van het plangebied (boringen 1 t/m 3) in het geroerde deel van de bodemopbouw resten recent baksteen en bouwpuin aangetroffen. Dit betreffen zeer waarschijnlijk resten die in de grond vermengd zijn geraakt tijdens de sloop van bebouwing die behoorde tot het erf De Braak. Deze sloop heeft waarschijnlijk plaatsgevonden rond begin jaren ’90 van de 20e eeuw, toen het erf zich verplaatste naar de overzijde (noordzijde) van de Knoevenoordstraat. Het gebruik van het noordwestelijke deel van het plangebied als boerenerf, waarbinnen in de loop der jaren diverse bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, zal de waargenomen bodemverstoringen binnen dit terreindeel hebben veroorzaakt. Onbekend is of van oude bebouwing die binnen het erf De Braak hebben gestaan, nog ondergrondse delen aanwezig of toch al verwijderd zijn. Het erf dateert in ieder geval uit het begin van de 19e eeuw en mogelijk eerder.ConclusieVoor het plangebied wordt geconcludeerd dat de hoge archeologische verwachting op het voorkomen van restanten van Landbouwers (vanaf het (Laat-)Neolithicum) behouden blijft. Op het voorkomen van restanten van Jagers-Verzamelaars (vuursteenvindplaatsen, perioden (Laat-)Paleolithicum en Mesolithicum) kan de hoge archeologische verwachting worden bijgesteld naar een lage verwachting. Ten aanzien van de geplande bodemingrepen zullen voor de aanleg van de verhardingen en het parkeerterrein in het noordwestelijke deel van het plangebied, de geplande bodemingrepen zich waarschijnlijk beperken tot het reeds geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw. Ter plaatse zullen eventueel in situ liggende archeologische resten en sporen niet worden verstoord. Voor de nieuwbouw van de twee woongroepen (zie bijlage 4) zullen wel bodemverstorende ingrepen gaan plaats-vinden tot in het niveau waarop archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht.
Date Accepted: 2015-06-16