Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek uitgevoerd voor een plangebied genaamd ‘Het Molenhofje’ te Vught, gemeente Vught. Het plangebied ligt aan de Molenvenseweg 69. Binnen het plangebied staat de bouw van twee woningen gepland. Ten tijde van onderhavig onderzoek zijn de exacte bouwplanen nog onbekend, evenals de verstoringsdiepte.Doel van het archeologisch bureauonderzoek was vast te stellen of er in het plangebied sprake is (of kan zijn) van archeologische resten die door de ingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied zich bevindt in een gebied met dekzandwelvingen aan westzijde van het dal van de Dommel. Voor het plangebied geldt daarom op basis van het landschap een algemene hoge archeologische verwachting vanwege de ligging op een hoger gelegen (en droger) gebied met dekzandruggen/dekzandwelvingen, direct grenzend aan een beekdal. Hierdoor lag het plangebied relatief hoog in het landschap, met geringe kans op overstromingen, maar had het tegelijk gemakkelijke toegang tot een waterbron. Later heeft hier waarschijnlijk plaggenbemesting plaatsgevonden (enkeerdgrond) waardoor eventuele archeologische waarden mogelijk goed beschermd zijn gebleven. De archeologische verwachting is daarom hoog voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Nieuwe Tijd. Eventuele in situ archeologische resten worden verwacht in de oorspronkelijke B- en top van de C-horizonten van de bodems in het plangebied. Er wordt een grote variatie in de dikte van het cultuurdek verwacht.Mogelijk heeft er egalisatie plaatsgevonden in het plangebied, vanwege de eerder uitvoerde bouwwerkzaamheden. In hoeverre de archeologische verwachting door deze mogelijk egalisatie is beïnvloed kan niet uitsluitend op basis van bureauonderzoek vastgesteld worden. Veldonderzoek door middel van verkennende moest uitwijzen of het bodemprofiel onder de bouwvoor door deze egalisatie is aangetast. Binnen het plangebied worden geen (ondergrondse) bouwhistorische waarden verwacht.Aan de hand van het booronderzoek zijn voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen beantwoord:- wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? - in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? - bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze? - geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat in het zuidelijk deel van het plangebied de ondergrond verstoord is geraakt. Hierbij zullen eventuele archeologische waarden verloren zijn gegaan. In het noordelijk deel reikte de verstoring echter minder diep waardoor eventuele archeologische waarden onverstoord kunnen zijn gebleven. Het is daarom door middel van het inventariserend veldonderzoek niet uit te sluiten dat zich in het noordelijk deel van het plangebied nog archeologische resten of sporen in de ondergrond bevinden. AdviesVanwege de hoge mate van verstoring is de archeologische verwachting voor het zuidelijk deel van het plangebied bij te stellen naar ‘laag’ en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt dat de hoge archeologisch verwachting op basis van het bureauonderzoek gehandhaafd blijft. Afhankelijk van de bouwplannen adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie om voorafgaand aan de verstorende bouwwerkzaamheden een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (afbeelding 14). Tijdens dit onderzoek dient in ieder geval een noord-zuid georiënteerde proefsleuf te worden gegraven om te bepalen waar de grens ligt tussen de verstoorde en niet verstoorde ondergrond. Voordat aan het proefsleuvenonderzoek kan worden begonnen dient eerst een door het bevoegd gezag ondertekend PvE te worden opgesteld.Het bevoegd gezag, de gemeente Vught, dient eerst over het advies in dit rapport een besluit te nemen. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Vught, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.