Langs de oevers van de Aa liggen diverse zandkoppen of zandruggen die steil wegduiken onder het veen–kleidek. Deze zandkoppen zijn dan ook nergens geraakt bij het ontgraven van de oude loop van de Aa.De archeologische begeleiding van het ontgraven van de oude loop van de Drentse Aa in de polders Lappenvoort en het Oosterland heeft één vindplaats van aardewerk aan het licht gebracht, bestaande uit ruim 100 kogelpotscherven (deelgebied E). In de omgeving zijn ook nog enkele fragmenten kogelpotaardewerk gevonden. Het is mogelijk dat zich in de nabijheid een veenterpje bevindt, waar dit aardewerk aan toegeschreven kan worden of dat er op de zandkop bewoning heeft plaatsgevonden. Het aardewerk heeft een 13e-eeuwse datering, hetgeen overeen met de datering van veenterpen in de omgeving. Er zijn tijdens de begeleiding geen sporen van bebouwing aangetroffen. De aardewerkconcentratie ligt iets noordelijker van de al bekende vindplaats (waarnemingsnummer 238668) van kogelpotaardewerk. Op één perceel is verbrand mestachtig materiaal opgeboord. Vlakbij de vindplaats van dit verbrande mestachtige materiaal is een verhogingen van het maaiveld zichtbaar, buiten het trac´e van de begeleiding van het graafwerk langs de Aa, met iets compacter en donkerder veen in de ondergrond. Dit kan een veenterpje zijn (deelgebied D). Deze lokatie komt overeen met die van waarneming 238668 en 39060. Er is hier door ons geen kogelpotaardewerk aangetroffen. Omdat deze verhoging buiten het tracé ligt, is ze niet verstoord door de graafwerkzaamheden. Binnen het tracé van de Aa zijn verder geen resten aangetroffen van veenterpjes. Het verdient aanbeveling om een waarderend onderzoek uit te voeren om na te gaan of het terrein behoudenswaardig is.
Date: 2003