Ten behoeve van de aanleg van een weg met parkeerplaatsen en het planten van bomen en struiken ter plaatse van een perceel aan de Maarland Noordzijde/Langestraat te Brielle (gemeente Brielle) in Zuid-Holland, is in opdracht van de gemeente Brielle in mei/juni 2010 door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek uitgevoerd met aansluitend hierop een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen (karterende fase). De aanleiding tot het archeologisch onderzoek wordt gevormd door de aanleg van een weg met parkeerplaatsen en het planten van bomen en struiken. In het kader van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dienen ook de eventuele archeologische waarden in het gebied te worden meegewogen. Voor de plaats van archeologisch onderzoek in de ruimtelijke planvorming wordt verwezen naar bijlage 2. Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, de landschappelijke situatie en bodemkundige gegevens. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, omvang, datering en verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen is het toetsen van de verwachtingen uit het bureauonderzoek, het bepalen van de bodemopbouw -en kwaliteit (gaafheid), het bepalen van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden en het formuleren van aanbevelingen voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Op basis van het Bureauonderzoek luidde de verwachting dat met name archeologische waarden uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aanwezig zouden kunnen zijn. Oudere resten, uit met name de Romeinse tijd werden verwacht in de top van het Hollandveen of de eerste overstromingslaag hierboven op. Daarnaast werd rekening gehouden met bodemverstoring als gevolg van (sub)recente bouw- en sloopactiviteiten alsmede de demping van het nabijgelegen kanaal. Het veldonderzoek heeft aangetoond dat het bodemprofiel tot op 2 à 3 m - mv is verstoord. Deels betreft het grond die is gebruikt om een deel van het nabijgelegen kanaal te dempen. In tegenstelling tot de verwachtingen zijn hierin geen intacte archeologische resten aangetroffen. Deze resten zijn ook niet aanwezig in de onderliggende wadrestgeulafzettingen. Geconcludeerd kan worden dat de archeologische potentie van het plangebied, in ieder geval tot op een diepte van circa 4,0 m -0 mv, naar beneden toe moet worden bijgesteld. De eerste 2 à 3 m van het bodemprofiel kan in ieder geval als kansarm worden bestempeld. Selectieadvies Vanwege de afwezigheid van archeologische indicatoren en het tot op grote diepte verstoorde bodemprofiel wordt ervan uitgegaan dat er in het plangebied geen (intacte) archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn. Bovendien reikt de geplande bodemverstoring, 25 à 60 cm - mv, niet verder dan het verstoorde/opgehoogde pakket. Dientengevolge wordt aanbevolen om het thans onderzochte gebied vrij te geven voor wat betreft archeologie.