In opdracht van BAM Infra Regionaal Helmond heeft RAAP op 22 augustus 2018 een opgraving – variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het kader van het project ‘Spooronderdoorgangen Klompersteeg’ in het grensgebied van de gemeente Veenendaal, Ede en Renswoude. Dit onderzoek was noodzakelijk in verband met de voorgenomen werkzaamheden die een bedreiging kunnen vormen voor eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische resten. Op twee locaties zijn wegen en onderdoorgangen aangelegd.Om vast te stellen of er binnen het plangebied sprake is van een vindplaats is aanbevolen om een opgraving uit te voeren. Omdat het onderzoeksgebied bestaat uit een spoorweg en aanverwante infrastructuur en er kans is op niet-gesprongen-explosieven, was het niet mogelijk om het terrein voorafgaand aan de geplande ontwikkeling te onderzoeken. Het archeologisch onderzoek is daarom gecombineerd met de civieltechnische werkzaamheden en de OCE-begeleiding, en uitgevoerd als een opgraving - variant archeologische begeleiding. Het onderzoek had als doel het ex-situ behoud van archeologische waarden. Daarnaast diende het onderzoek informatie op te leveren over de vindplaats die kan bijdragen aan onze kennis over de Grebbelinie.Het plangebied bevindt zich in het dekzandgebied van de Gelderse Vallei, een laaggelegen gebied tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. In tegenstelling tot het vooronderzoek is tijdens de archeologische begeleiding gebleken dat de bodemopbouw binnen de werkputten intact is. Zowel in deelgebied 1 als 2 is in het dekzand een klassieke podzol waargenomen met een A-(E)-B-C profiel. In de C-horizont is af en toe een humeus bandje zichtbaar. Hoewel deze dieper gelegen bodemvorming kan duiden op een potentieel archeologisch niveau zijn er, voor zover mogelijk gezien de werkomstandigheden, geen aanwijzingen die duiden op een vindplaats.In deelgebied 2 zijn op circa 7,5 m +NAP in de top van het dekzand zes antropogene sporen aangetroffen waarvan 3 kuilen en 3 greppels. Of er een relatie is tussen de sporen, met uitzondering van de greppel met twee kuilen, is niet duidelijk. Er is nauwelijks vondstmateriaal aangetroffen waardoor het niet mogelijk is om op basis van datering gelijktijdigheid van de sporen aan te tonen. In de greppel die door twee kuilen wordt doorsneden zijn aardewerkfragmenten gevonden van vaatwerk uit de 18e – 19e eeuw. De sporen zijn daarmee te plaatsen in de periode dat Fort aan de Buurtsteeg is aangelegd en bemand. Of de sporen daadwerkelijk een relatie met het fort hebben kon niet worden aangetoond. Het vaatwerk is daarvoor te algemeen voorkomend en de afstand van de sporen tot het fort zijn te groot. De aard van de vindplaats kan dan ook niet worden vastgesteld. Er zijn geen aanwijzingen om te vermoeden dat de overige sporen verband houden met activiteiten uit de Tweede Wereldoorlog.Op basis van het vooronderzoek werd de kans op sporen van vóór de Tweede Wereldoorlog klein geacht. Deze verwachting was gebaseerd op het booronderzoek waarbij een grotendeels tot in de C-horizont verstoorde bodem werd aangetroffen. Tijdens de archeologische begeleiding – variant opgraving bleek de bodem binnen de deelgebieden grotendeels onverstoord te zijn en in tegenstelling tot de verwachting zijn resten teruggevonden uit de 18e – 19e eeuw. De verwachting voor (de directe omgeving van) het plangebied dient dan ook te worden bijgesteld naar een hoge verwachting voor resten vanaf de Nieuwe Tijd.