Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase percelen AMR02-G-142 en 968 te Overberg, gemeente Utrechtse Heuvelrug (UT) Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase percelen AMR02-G-142 en 968 te Overberg, gemeente Utrechtse Heuvelrug (UT)

DOI

Laagland Archeologie heeft in november-december 2022 een Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de percelen AMR02-G-142 en 968 te Overberg. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de aanleg van twee zonneparken.Het onderzoek is uitgevoerd conform protocol SIKB KNA 4003. In een eerder stadium is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit bureauonderzoek ligt deelgebied A in een zone met gordeldekzandwelvingen, waar zich laarpodzolgronden hebben ontwikkeld. Volgens het historisch kaartmateriaal is het plangebied grotendeels in gebruik als bouwland, afgezien het noordelijk deel dat in gebruik was als heide. Getuige enkele schapendriften werden de heidegebieden rondom deellocatie A intensief beweid. Vanaf ongeveer 1500 voor Chr. lag het plangebied op de overgang van een dekzandgebied naar een veengebied. Deelgebied A is grotendeels afgegraven en op de overige delen waar een middelhoge archeologische verwachting zijn vrijwel geen bodemingrepen voorzien. Daarom is geadviseerd om deelgebied A vrij te stellen van vervolgonderzoek.Deelgebied B was al omstreeks 3850 voor Chr. bedekt geraakt met veen. Deelgebied B is gelegen in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden, waar voornamelijk madeveengronden voorkomen. Om die redenen was het overgrote deel te nat voor bewoning. Voor het overgrote deelgebied B geldt een lage archeologische verwachting. Alleen in het zuidelijke deel bevindt zich een kleine lage dekzandrug, die mogelijk geschikt was voor bewoning. Om die reden geldt ter plaatse van deze kleine lage dekzandrug een middelhoge archeologische verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot Midden-Neolithicum.De geplande bodemingrepen zullen deze resten zeer waarschijnlijk aantasten op deellocatie B. Om die reden is op deellocatie B een vervolgonderzoek bestaande uit een verkennend booronderzoek geadviseerd. Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over de kleine lage dekzandrug in het zuidelijke deel van deellocatie B verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Op basis van het bureauonderzoek was sprake op de lage dekzandrug sprake van een middelhoge verwachting voor resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot Midden-Neolithicum. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek dient deze verwachting te worden gehandhaafd. Er is geen sprake van uitgesproken bodemhorizonten zoals van podzolgronden, onder de veenlaag en waar het dekzand direct onder de bouwvoor ligt. Het ontbreken van dergelijke horizonten is een indicatie dat het mogelijk te nat moet zijn geweest voor bewoning. Er worden echter vaak genoeg resten van jagers/verzamelaars gevonden op dekzandopduikingen waarin geen podzol aanwezig is. De laatste jaren zijn voortschrijdende inzichten ontstaan over de archeologie in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug.1 Peter Weterings had het er ook al over bij het vooroverleg, dat aan het archeologisch bureauonderzoek voorafging. Het terrein was wellicht wel te nat voor een landbouwkundig gebruik. Vanaf het Midden-Neolithicum toen de eerste landbouwers zich in deze regio vestigden werd het plangebied dan ook overgroeit met veen.Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems) Gelet op de te verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een karterend onderzoek conform standaardmethode A4 van de Leidraad inventariserend veldonderzoek Deel: Karterend Booronderzoek. Bij deze methode wordt een boorgrid van 8 x 10 m gehanteerd en geboord met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm, waarbij het bemonsterde materiaal over een zeef met een maaswijdte van 3 mm wordt gehaald.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer Peter Weterings.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zry-b3m5
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zry-b3m5
Provenance
Creator J. Wijnen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak; Laagland Archeologie
Publication Year 2023
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/gml+xml; application/zip; application/pdf; text/xml
Size 4529; 24642; 1918736; 3289; 1190; 1343; 1815; 830; 1597; 4927; 10326; 5280; 1851; 1148; 1678; 1831; 2038; 2143; 2025; 1266; 1624; 2134; 1391; 1984492; 978; 1602; 177302; 1445; 977; 1280; 1604425; 907; 1208; 2963; 980; 38289; 1470; 2124; 2075; 1447; 1813; 1524; 2323; 310121; 45525; 2203; 794767; 310144
Version 1.0
Discipline Humanities