Voor het Bouw- en Infrapark wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De gemeente heeft aangegeven dat voor de meeste delen binnen het terrein geen dubbelbestemming opgenomen hoeft te worden vanwege verstoring. Dit betreft de locaties van de gebouwen en debuitenlesterreinen. De gemeente is daarom voornemens om alleen een dubbelbestemming archeologie op te nemen voor de bosgronden op het terrein, die een hoge archeologische verwachting hebben. Conform het beleid van de gemeente zijn bij deze dubbelbestemming bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. Om te onderzoeken of het noodzakelijk is om ookvoor de bosgronden de dubbelbestemming te handhaven is archeologisch onderzoek uitgevoerd.In dit geval is een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) uitgevoerd.Uit het uitgevoerde booronderzoek blijkt dat binnen het plangebied onder de ophooglaag in zes boringen een dunne oude A-horizont aanwezig is. Tweemaal is nog een restant BC-horizont aangetroffen met een geleidelijke overgang naar de C-horizont. In de meeste boringen is echter direct de C-horizont aanwezig. Dat betekent dat binnen het plangebied een verstoorde bodemopbouw aangetroffen. Er is in twee boringen dekzand aangetroffen, in de andere boringen kende het zand weinig tot veel bijmenging van grind, het stuwwalmateriaal van het tenoosten gelegen smeltwaterterras (kame).Op basis van bovenstaand onderzoek worden binnen het plangebied geen (intacte) archeologische vindplaatsen meer verwacht, aangezien de oorspronkelijke bodemopbouw is verdwenen. Het advies is dan ook om in het nieuwe bestemmingsplan geen dubbelbestemming archeologie voor het plangebied op te nemen.De gemeente Harderwijk heeft aangegeven in te stemmen met het selectieadvies.