Het onderzoek brengt in kaart hoe tevreden slachtoffers op dit moment zijn met de huidige wet- en regelgeving rondom slachtofferhulp, waaraan eventueel behoefte is en welke beleidsvoornemens in dat licht prioriteit zouden moeten krijgen. Dit is van belang omdat de regering, in aansluiting op een EU-kaderbesluit d.d. 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, de positie van het slachtoffer probeert te versterken, en heeft dit als aandachtspunt in het strategisch akkoord opgenomen.Dit onderzoek is uitgevoerd in twee fasen, een literatuurstudie en een telefonische enquête onder slachtoffers en gaat onderdeel worden van een periodiek uit te voeren onderzoek. Tijdens de eerste fase zijn relevante studies uit binnen- en buitenland bestudeerd. De resultaten van deze studies gaven een eerste indruk van de stand van zaken in het veld van onderzoek. Daarnaast zijn deze geplaatst naast de uitkomsten van de telefonische enquête die in de tweede fase van het onderzoek is uitgevoerd. Voor de telefonische enquête onder slachtoffers van misdrijven zijn vijf politieregio’s in Nederland geselecteerd (Noord- en Oost-Gelderland, Zeeland, Rotterdam Rijnmond, Groningen, Limburg-Zuid). Binnen deze regio’s is een steekproef getrokken uit de groep slachtoffers die in de periode november 2003 tot en met januari 2004 bij de politie aangifte hebben gedaan van een misdrijf.
Het .SAV bestand is door het WODC geleverd. Op basis van dit bestand heeft DANS de .POR en .DTA versie toegevoegd.