Naam Basar SurdiAchternaam SurdiGeboorteplaats Saramacca, SurinameGeboortedatum 1938Woonplaatsen: Suriname 1938 - 1954; Indonesia 1954 -Mijn ouders zijn begonnen als contractarbeiders op plantage Waterloo in district Nickerie. Later verhuisden zij naar Saramacca. Daar ben ik geboren. Ik kom uit een gezin van tien kinderen. Eigenlijk waren het er elf, maar één kind stierf kort na de geboorte, dus werd het niet mee geteld. Ik ben de zesde van het gezin.Ik was nog een zuigeling toen ik werd meegenomen door mijn oom, een jongere broer van mijn vader. Met hen was ik meegegaan naar Indonesië. Ik was zestien, bijna zeventien toen wij vertrokken.
Voor ons vertrek naar Indonesië woonden wij in Paramaribo. Mijn pleegouders waren verkopers op de grote markt in Paramaribo. Ik ging naar school, ik hoefde niet op de markt te helpen, maar ik deed wel veel thuis. Ik was erg ijverig. Voordat ik naar school ging, ging ik eerst naar de markt. Daar maakte ik ons kraampje open, zette alles klaar en tegen de tijd dat mijn ouders opstonden en op de markt aankwamen, maakte ik me klaar voor school.Thuis deed ik van alles: ik kookte water om de thermos te vullen, ik waste af, dat deed ik allemaal.
In de ochtend kookten wij niet; rijst aten we pas in de middag. Als ontbijt aten wij brood en melk. Wij hadden een abonnement op de melk van een Indiër. Hij kwam elke ochtend een liter brengen. De melk werd eerst gekookt. Daarna kwam het brood, daarop hadden wij ook een abonnement. De markt in Suriname sloot om drie uur, dus als de school uit was, waren mijn ouders niet lang daarna ook klaar met hun werk op de markt.
Als kind hield ik niet zo van spelen. Ik bleef veel thuis en ging naar de bioscoop om films te zien. In de Stad en in Nickerie waren bioscopen. De films die ze draaiden waren Westerse films en Indiase films. De taal was Engels, Nederlands of Hindi. Er waren geen ondertitels, dus als ik het niet verstond, maakte ik er een eigen verhaal van. De bioscoop was goedkoop, er waren verschillende klassen: klasse 1, 2 en 3 en dan had je nog balkon. Mijn ouders waren lid van de KTPI. Het ging mijn ouders in eerste instantie niet om terug gaan naar Indonesië. Ze raakten langzamerhand teleurgesteld in de partij, omdat de partij niet deed wat het propageerde. De leider had bijvoorbeeld stilletjes de Nederlandse nationaliteit aangenomen, terwijl hij zijn aanhang anders adviseerde. Mijn ouders liepen over naar de PBIS en zo kwam het dat wij naar Indonesië vertrokken.
Toen ik in Tongar aankwam, vond ik het erg moeilijk. Ik woonde in Suriname in de Stad en was al wat luxe gewend. Hier werden wij ondergebracht in een armoedige barak van 3 x 4 meter. Het onkruid groeide door de openingen in de vloer. Rijst kregen wij van de Bulog (Buro logistik). De rijst was oud en rook naar jute. En we kregen oude ikan asin (zoute vis). Ik was in Suriname gewend om ’s ochtends brood te eten, maar in Tongar was er geen brood.
In Suriname was ik tot de zesde klas lagere school gekomen. In Indonesië werd ik een klas lager gezet, omdat ik geen Bahasa Indonesia sprak. Ik heb mijn school vervolgd en heb hier de SMP (sekolah menengah pertama, middelbaar onderwijs) doorlopen. Ik ging niet verder. Vroeger hadden wij hier nog geen SMA.Bovendien brak toen de PRRI (opstand van Sumatraanse generaals tegen het centrale Javaanse gezag) uit en konden wij niet naar school. Pas toen het leger binnentrok uit Air Bangis, konden wij onder toezicht van de APRI weer naar school.
In Tongar moest iedereen wel aan landbouw doen om te kunnen eten. Er was geen sawah (rijstveld) en er was geen irrigatie. Het oerwoud moest nog worden open gemaakt om aan droge landbouw te kunnen doen. Wij deden aan shifting cultivation: om de zoveel tijd kozen wij een ander plek uit om te planten. Ik heb als houtzager gewerkt, als stratenmaker en als arbeider bij de aanleg van een haven. Kortom, wij pakten alles aan.
Vanuit Tongar ben ik naar Pekanbaru gegaan om werk te zoeken. Ik vond werk bij een contractor. Teltex heette het bedrijf. Daar bleef ik maar een jaar, want ik werd door mijn ouders teruggeroepen. Na een paar maanden overleed mijn moeder. Negen maanden later overleed mijn vader.Ik trouwde in 1960. Mijn vrouw komt ook uit Suriname. Ik kende haar van school. Ik trouwde heel eenvoudig. Het ging niet volgens de Adat Jawa (Javaanse traditie), wij hadden een eenvoudige slametan (religieuze offermaaltijd). Zij die al weg getrokken waren uit Tongar en al wat verdienden, kwamen na de PRRI (opstand van Sumatraanse generaals tegen het centrale Javaanse gezag) terug naar Tongar, en zochten vervolgens naar een huwelijkspartner waarmee ze trouwden. Misschien was het een vorm van onderlinge hulp.
Date Submitted: 2011-03-29
De tekst van het volledige interview is in het Bahasa Indonesia
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.