In opdracht van de familie Van Ee, vertegenwoordigd door dhr. G. Groeneveld, is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd aan de Amersfoortseweg 291 te Uddel, gemeente Apeldoorn, provincie Gelderland (Figuur 1). Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen aanleg van een landgoed. Hiervoor worden drie woningen gebouwd, bomen geplant en infrastructuur aangelegd (kabels/leidingen, paden). De graafwerkzaamheden die hiermee gepaard gaan kunnen leiden tot aantasting van in de ondergrond aanwezige archeologische waarden. Het doel van het onderzoek is vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase). Het plangebied ligt op de Veluwe. Het bevindt zich tussen de stuwwallen van Garderen en Apeldoorn. Op de geomorfologische kaart ligt het gebied in een zone met gordeldekzandwelvingen. Op de bodemkaart ligt het gebied in een zone met holtpodzolgronden. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland 3 is te zien dat de noordoosthoek en zuidwesthoek van het plangebied hoger liggen en dat middenin het plangebied een lichte verhoging aanwezig is. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied tot begin twintigste eeuw bestond uit “woeste grond”. Begin twintigste eeuw werd het gebied ontgonnen. Voor het plangebied geldt een (middel)hoge verwachting voor archeologische waarden uit alle perioden. Gedurende alle periodes was het gebied geschikt voor permanente bewoning. Er is een hogere verwachting voor archeologische waarden uit het neolithicum en de bronstijd, omdat uit deze periodes meerdere vindplaatsen in de omgeving bekend zijn. Uit alle periodes kunnen resten van nederzettingen of begravingen aanwezig zijn. Uit het verkennend booronderzoek bleek dat de bodem bijna overal tot in de Chorizont is verstoord. Deze resultaten wijken af van het onderzoek uit 2011, waar in de helft van de boringen nog een restant van de BC-horizont werd waargenomen. Sinds 2011 is de kavel (of delen hiervan) dieper geploegd dan tot dan toe het geval was en dieper dan de vrijstellingsgrens in het bestemmingsplan. Deze stelling wordt ondersteund door het feit dat in 2011 de top van de C-horizont gemiddeld op 37 centimeter onder maaiveld lag, terwijl dat in het huidige onderzoek gemiddeld 47 centimeter bedraagt. Daarbij is tijdens het huidige onderzoek een vermenging van de humeuze bouwvoor en de C-horizont waargenomen in een menglaag. De bodem verkeert nu over het algemeen in slechtere staat dan in 2011.