In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft RAAP in januari 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Professorenwijk te Nieuwegein in de gemeente Nieuwegein.Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek (Coppens, 2019) kon worden gesteld dat het paleolandschap van de Jutphaas stroomgordel vrijwel geheel intact aanwezig is in het huidige onderzoeksgebied. In de boringen werden echter geen aanwijzingen voor cultuurlagen aangetroffen. Op basis van de veldresultaten werden nederzettingsterreinen groter dan circa 500 m2 uitgesloten. De aanwezigheid van eventuele kleinere nederzettingsterreinen of andere sporen en resten van gebruik of bewoning uit deze periode (vanaf de ijzertijd) werd nog wel verwacht.Het nu uitgevoerde karterend booronderzoek onderschrijft de conclusie over de aanwezigheid en intactheid van de oeverafzettingen van de Jutphaas stroomgordel. Op verschillende plaatsen is de oude bouwvoor nog aan de top van de oeverafzettingen aangetroffen. Waar deze niet is aangetroffen lijkt de verstoring van de oeverafzettingen zich te beperken tot 20 à 30 cm, enkele lokale diepere verstoringen daargelaten.Voor wat betreft de archeologie levert het karterend onderzoek een ander beeld op dan wat op grond van het verkennend onderzoek werd geconcludeerd. In het zuidelijke deel van het plangebied zijn in een cluster van 5 boringen (boring 28, 29, 39, 40 en 51) diverse archeologische indicatoren aangetroffen, zoals aardewerk, dierlijk bot en houtskool. Deze indicatoren zijn aangetroffen in een laag met fosfaatvlekken. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er hier een vindplaats aanwezig is, die wordt gekenmerkt door een archeologische laag (figuur 5, NGKP6-01). Op basis van de vermoedelijke datering van het aardewerk betreft het vermoedelijk een vindplaats uit de ijzertijd of de Romeinse tijd.In het noordelijke deel van het plangebied, aan de Professor Doctor Ornsteinlaan en het Nedereind, zijn eveneens in een aantal bij elkaar gelegen boringen diverse archeologische indicatoren aangetroffen. Ook hier gaat het om aardewerk, dierlijk bot en houtskool. In boring 6 werden ook fragmenten leisteen en een dierlijke tand waargenomen. Op grond van deze waarnemingen en de datering van het aardewerk wordt geconcludeerd dat er in dit deel van het plangebied een vindplaats uit de late middeleeuwen of de nieuwe tijd aanwezig is (figuur 5, NGKP6-02). Deze vindplaats is vermoedelijk te relateren aan de historische kern van Jutphaas.Tenslotte staat er op het kadastrale minuutplan uit 1811 – 1832 (figuur 6) in de noordoosthoek van het Nedereind, waar met het oog op de veiligheid geen boring kon worden uitgevoerd, een erf met een woning en schuur aangegeven. Mogelijk zijn er nog resten van dit erf in de ondergrond aanwezig.Aangezien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen in delen van het plangebied ter hoogte van de potentiële vindplaatsen. Gezien de aard van de werkzaamheden (het vervangen van de riolering) en de terreinomstandigheden (woonwijk) is de meest passende methode bij het archeologisch onderzoek een archeologische opgraving – variant archeologische begeleiding.