In opdracht van dhr. B. Denen heeft RAAP in december 2016 een bureau- en inventariserend
veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande herontwikkeling van twee percelen aan de
Stalenberg/Buskensweg te Sambeek in de gemeente Boxmeer. Voor deze herontwikkeling is een
wijziging van het bestemmingsplan nodig.
Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden
tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische
waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek
was het aanvullen en verfijnen van die gespecificeerde archeologische verwachting.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervol gonderzoek.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek
voor het plangebied een lage verwachting voor het aantreffen van (intacte) archeologische overblijfselen uit de Steentijd, maar een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode
Neolithicum tot en met Nieuwe tijd.
Tijdens het veldonderzoek zijn 8 boringen uitgevoerd en bleek de ondergrond grotendeels intact.
Er is sprake van een podzolprofiel zonder een afdekkend plaggendek. Hoewel het een verkennend onderzoek betrof, is het opgeboorde sediment gecontroleerd op de aanwezigheid van a rcheologische indicatoren. Dit heeft meerdere indicatoren opgeleverd zoals fragmenten aard ewerk uit de Romeinse tijd en de Volle Middeleeuwen. De indicatoren kunnen duiden op een of
meerdere vindplaatsen binnen het plangebied, vermoedelijk in de vorm van (een) nederzetting sterrein(en).
gezien de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ingrepen is geconcludeerd dat bij de uitvoering hiervan vermoedelijk archeologische resten zullen worden verstoord. Op basis hiervan
wordt aanbevolen om geen bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv uit te voeren. Indien toch diepere bodemingrepen noodzakelijk zijn, dan dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden
uitgevoerd in het plangebied. . Normaliter wordt geadviseerd om dit vervolgonderzoek te laten
plaatsvinden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) in de vorm van een kart erend/waarderend proefsleuvenonderzoek waarna eventueel een opgraving plaats vindt. Gezien
de geringe omvang van de nieuwbouw wordt echter aanbevolen om de aan te leggen bouwputten
voor de nieuwbouw archeologisch op te graven conform KNA protocol opgraving – variant archeologische begeleiding. Een dergelijk onderzoek behoort conform de vigerende versie van de KNA
(momenteel versie 4.0) plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE
dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog.
Let wel, bovenstaande betreft een advies. Het is aan de bevoegde overheid (gemeente Boxmeer)
dit advies al dan niet over te nemen.