In opdracht van Rijkswaterstaat Noord-Nederland en RWS Noordzee heeft de combinatie ADC ArcheoProjecten, Periplus Archeomare en Subcom in samenwerking met Arcadis een Inventariserend Veldonderzoek (IVO waterbodems onderwaterfase, verkennend) uitgevoerd door middel van duikinspecties in het geplande traject van de vaargeul van Eemshaven naar de Noordzee. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of de voorgenomen verdiepingswerkzaamheden eventuele waardevolle archeologische resten zouden verstoren.Het oorspronkelijke aantal onderzoekslocaties met een archeologische verwachting bedroeg elf. In aanvulling hierop zijn bij vijf locaties mogelijke nautische obstakels onderzocht.De resultaten voor alle locaties zijn : Categorie: Aantal Archeologische objecten: 0 Natuurlijke fenomenen (zandbulten, veenbulten): A14, PP155, A44: 3 Recente antropogene objecten: 15, 24, A03, A12, A13, A49, A70, A89, A92: 9 IJzeren scheepswrakken: A60, A87, A88, A91: 4 Totaal: 16 Op basis van de resultaten van het duikonderzoek is onderstaand advies opgesteld. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de onderzochte locaties geen objecten of fenomenen met een archeologische waarde betreffen. Voor de vier ijzeren scheepswrakken die zijn aangetroffen bestaat op dit moment geen onderzoeksbelang of onderzoekskader. Aangezien deze locaties bovendien niet verstoord zullen worden als gevolg van de geplande bodemingreep, ligt het voor de hand de wrakken te laten liggen. Het onderzoek heeft nauwkeurige gegevens opgeleverd omtrent de locatie en de dimensies van deze wrakken en deze gegevens kunnen worden opgenomen in de Nederlandse en Duitse wrakkendatabases. Indien toch besloten wordt om deze wrakken te verwijderen, kan in overleg met het bevoegd gezag actieve archeologische begeleiding worden overwogen. In het bijzonder geldt dit voor de locaties A60 en A88. Alle overige locaties kunnen vrijgegeven worden voor de voorgenomen baggerwerkzaamheden. Op basis van de door middel van het duikonderzoek vastgestelde aard, de opgemeten dimensies en het geschatte gewicht kan een gedetailleerd plan worden opgesteld om deze objecten, indien noodzakelijk, te bergen. Toch dient ook rekening te worden gehouden met een kans op het aantreffen van meer en oudere (resten van) scheepswrakken tijdens baggerwerkzaamheden. Het gebied heeft een hoge verwachtingswaarde voor dergelijke vindplaatsen, zoals tijdens het eerder uitgevoerde bureauonderzoek is vastgesteld. Met de veldonderzoeken is alleen het bodemoppervlak onderzocht. Er is geen onderzoek gedaan met bodempenetrerende technieken naar eventueel volledig afgedekte objecten. Tijdens de baggerwerkzaamheden dienen daarom de uitvoerder en/of de toezichthouder erop gewezen te worden dat er een kans bestaat op het aantreffen van (resten van) waardevolle scheepswrakken of andere archeologische waarden. Eventuele vondsten dienen conform artikel 53 van de herziene Monumentenwet 2007 direct gemeld te worden aan het bevoegd gezag, en dienen conform de AMZ-cyclus verder onderzocht te worden zoals voorgeschreven in de KNA waterbodems 3.1. Ten behoeve van de archeologische begeleiding van de baggerwerkzaamheden adviseren we een Programma van Eisen op te laten stellen.