Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek aan de Marie Curiestraat, gemeente Nijmegen

DOI

In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Bureau Archeologie en Bodemkwaliteit van de gemeente Nijmegen (BABN) een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek (Inventariserend Veldonderzoek; IVO-O) uitgevoerd in het plangebied aan de Marie Curiestraat te Nijmegen. Aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw in het plangebied. Vanwege deze plannen is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Om de haalbaarheid van het nieuwe plan te garanderen is het nodig inzicht te krijgen in de eventueel in het gebied aanwezige archeologische waarden. Het bestemmingsplan is verplicht rekening te houden met archeologisch erfgoed. Dit heeft de vorm van een bijdrage aan het plan waarin duidelijk wordt gemaakt of en welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn, en hoe hiermee moet worden omgegaan. Om die bijdrage te kunnen schrijven is archeologisch onderzoek noodzakelijk.Het bevoegd gezag van de gemeente Nijmegen heeft dan ook besloten een bureauonderzoek gecombineerd met een verkennend booronderzoek uit te laten voeren. Doel van het onderzoek is vast te stellen of toekomstige werkzaamheden zouden kunnen leiden tot aantasting van mogelijk aanwezige archeologische waarden. Het bureauonderzoek is erop gericht een gespecificeerde archeologische verwachting voor het terrein op te stellen met de bekende en verwachte archeologische (en landschappelijke) waarden. Met het booronderzoek wordt deze verwachting in het veld getoetst. Op basis hiervan volgt een advies over de noodzaak van vervolgonderzoek.Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. Tijdens het booronderzoek zijn binnen het plangebied in totaal zeven boringen gezet in een grid van gelijkzijdige driehoeken. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en gezet tot minimaal 0,30 m in de top van het onderste potentiele archeologische niveau.Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er in het verleden niet of nauwelijks onderzoek heeft plaatsgevonden in de directe omgeving van het onderzoeksgebied en geen vindplaatsen bekend zijn. Puur op basis van de landschappelijke ondergrond (spoelzandwaaier) kunnen binnen het plangebied in principe archeologische resten worden verwacht die dateren vanaf de vroege prehistorie tot heden. Op basis van het booronderzoek moet de gespecificeerde verwachting worden bijgesteld. Er is aan de hand hiervan meer inzicht verkregen in de bodemopbouw van het plangebied, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische resten en aanwezige verstoringen en de gaafheid en conservering van eventuele archeologische resten.De verwachting op resten vanaf de prehistorie tot en met de nieuwe tijd blijft bestaan, maar op grond van de resultaten van het booronderzoek kan gesteld worden dat deze verwachting niet onbekend is maar laag tot zeer laag. Restanten van bodems of oude akkerlagen zijn niet aangetroffen. De top van de C-horizont op 0,35 en 1,50 m -mv (15,31-16,95 m +NAP) is daarmee, in principe, het potentieel archeologisch niveau. Ten aanzien van de conservering kan bevestigd worden dat delen van het plangebied, vermoedelijk ter plaatse van de voormalige kelders, verstoord zullen zijn. De ligging op een helling maakt de locatie extra erosiegevoelig en het ontbreken van restanten van een natuurlijk bodemprofiel en oude akkerlagen duidt eveneens op slechte conserveringsomstandigheden.Op basis van het bureau- en booronderzoek kon echter onvoldoende informatie worden verzameld om de archeologische waarde van het terrein met zekerheid vast te stellen of de aanwezigheid van archeologische resten uit te sluiten. Op basis van de (zeer) lage verwachting in combinatie met de slechte conserveringsomstandigheden is het onwaarschijnlijk dat er zich behoudenswaardige vindplaatsen binnen het plangebied bevinden. Om die reden wordt voor het plangebied geen verder archeologisch onderzoek geadviseerd.Zoals gezegd is de aan- of afwezigheid van archeologische resten echter niet met zekerheid vastgesteld en wanneer het voor het bestemmingsplan noodzakelijk is deze zekerheid wel te verkrijgen is de enige manier om de hier eventueel te verwachten resten (zonder vondstlaag) op te sporen door middel van vervolgonderzoek in de vorm van archeologische proefsleuven.

Date Submitted: 2022-09-27

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xve-wav5
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xve-wav5
Provenance
Creator M. van Kooten; P. van de Geer
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Archeologie Gemeente Nijmegen; gemeente Nijmegen
Publication Year 2022
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/closedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact Archeologie Gemeente Nijmegen (Gemeente Nijmegen)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/zip; text/csv; text/x-fixed-field; application/octet-stream; application/json; text/plain; text/xml
Size 973838; 22664024; 30214; 1956; 990; 28; 299; 2048; 3991; 16108; 1066; 5781; 390; 4; 12098; 7014818; 60915
Version 2.0
Discipline Humanities