Aanleiding tot de hier beschreven archeologische begeleiding (protocol opgraven) betreft de herinrichting van de onderzoekslocatie, waarbij een ecologische verbindingszone (EVZ) gerealiseerd wordt. Onderdeel van deze EVZ is de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de bestaande weteringen of watergangen. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dienst Landelijk Gebied heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven de archeologische begeleiding uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2, de richtlijnen uit het Programma van Eisen (PvE) en de aanvulling op het PvE. Het onderzoeksgebied ligt in het Land van Maas en Waal en bestaat uit een tracé dat ruwweg vanaf Dreumel in het westen naar Horssen in het noordoosten loopt. Het tracé loopt parallel langs drie watergangen: de Grote Wetering, de Broeksche Leigraaf en het Goor. Door Dienst Landelijk Gebied is het onderzoeksgebied ingedeeld in verschillende deelgebieden: deelgebieden 1 t/m 10 (zie bijlage 1). Uit het eerder in het gebied uitgevoerde booronderzoek blijkt dat deelgebieden 1 en 7 geen archeologische potentie hebben en daarom afvallen voor het uitvoeren van een archeologische begeleiding. Deelgebied 8 bleek uiteindelijk niet te worden ontgraven en valt derhalve ook buiten het onderzoek.Voorafgaand aan de begeleiding zijn een archeologisch bureau- en een booronderzoek uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bovengrond in het gehele onderzoeksgebied bestaat uit een pakket komafzettingen, waarin op sommige locaties vegetatieniveaus en veenlagen voorkomen. Op enkele locaties komen in de ondergrond stroomrugafzettingen en rivierduinen voor. In een aantal gebieden van de verschillende deellocaties liggen stroomruggen of rivierduinen binnen de verstoringsdiepte van de graafwerkzaamheden. Deze gebieden zijn aangeduid als archeologisch kansrijk. Een deel van het onderzoeksgebied, deellocaties 5 en 6, ligt binnen een gebied waar in 1794 een zware veldslag heeft plaatsgevonden. In deellocaties 2 t/m 6 en 8 t/m 10 is vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een archeologische begeleiding. Dit advies is overgenomen door gemeenten West Maas en Waal en Druten. Deellocatie 8 bleek uiteindelijk niet te worden ontgraven.Het doel van een archeologische begeleiding protocol opgraving is gelijk aan dat van een definitieve opgraving (DO): het ex situ veilig stellen van het bodemarchief in het plangebied door middel van een zorgvuldige documentatie van de archeologische en aardwetenschappelijke sporen en berging van het vondstmateriaal. De archeologische begeleiding diende inzicht te geven in het wel of niet aanwezig zijn van archeologische resten in het plangebied en de profielopbouw ter plaatse. De resultaten kunnen een bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van het Land van Maas en Waal.Na overleg met opdrachtgever en de bevoegde overheid is voor deellocaties 2, 3, 4, 9 en 10 besloten af te wijken van de in het PvE voorgeschreven aanpak. In plaats van het gehele tracé te begeleiden, is ervoor gekozen door middel van proefputten of kijkgaten te bepalen of zich hier archeologische waarden bevonden. Deellocaties 5 en 6 zijn wel begeleid conform de werkwijze in het PvE.Tijdens de archeologische begeleidingen in de verschillende deellocaties binnen het onderzoeksgebied zijn zeer weinig archeologische sporen en vondsten aangetroffen. Alleen in deellocaties 2 (B) en 4 (D) zijn (sub)recente sporen en vondsten gedaan, bestaande uit een kuil, een rij paalkuilen die mogelijk fungeerde als scheidingswand in relatie tot de bestaande watergang en een zilveren munt uit de tweede helft van de 17e eeuw.De bodemopbouw die in de verschillende deellocaties is gedocumenteerd, komt in grote mate overeen met de gegevens van het booronderzoek. Op de deellocaties zijn komkleien en oeverwalafzettingen aangetrof-fen, alsmede vegetatielagen en, op deellocaties 9 en 10, een veenpakket. Rivierduinafzettingen zijn alleen aangetroffen aan de oostkant van deellocaties 9 en 10 en niet elders in de het onderzoeksgebied.
Date: 15/10/2013 (veldwerk)