Begin april 2013 hebben archeologen van VUhbs, in opdracht van dhr. Beemsterboer, een opgraving uitgevoerd op de locatie Voert 10 in de gemeente Bergen. De opgraving volgde op een inventariserend onderzoek waarbij goed bewaarde bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd werden aangetroffen. Bij de opgraving is een oppervlakte van 606 m2 onderzocht. De aangetroffen sporen en vondsten bieden een inkijkje in de historie van een klein deel van Bergen.In de huidige gemeente Bergen bevonden zich in elk geval in de 10de/11de eeuw – maar mogelijk al eerder - vier kleine nederzettingen, waaronder het buurtschap Westdorp. De eerste bewoners vanWestdorp zullen zich op het hoogste en droogste deel van de strandwal hebben gevestigd, op de geest rondom de huidige Buerweg. In de 12de en 13de eeuw werd de strijd tegen het water, dat bij storm en vloed via de Zijpe en de Rekere voor ernstige overlast kon zorgen, geïntensiveerd. Er werden dijken opgeworpen en in diverse waterlopen werden dammen aangelegd. De bewoning begon zich te concentreren in het huidige historische centrum van Bergen, rondom de kerk of kapel, die daar vermoedelijk al vanaf de 11de eeuw (op een opgebracht heuvellichaam) heeft gestaan. Ook nabij de onderzoekslocatie, vlakbij het 12de-eeuwse Wiertdijkje, werd bewoning op de lagere delen van de strandwalmogelijk.De oudste sporen die bij het archeologische onderzoek zijn aangetroffen, dateren uit de periode tussen de bedijking en het midden van de 17de eeuw. Het zijn resten van perceels- of erfscheidingen die op de toenmalige weg georiënteerd waren. Een precieze datering is niet mogelijk, maar op een kaart uit 1568 worden op de onderzoekslocatie in elk geval bebouwde percelen afgebeeld.In 1642 werd in de nabijheid van de onderzoekslocatie een groot landgoed (her)bouwd. De uitgestrekte symmetrische tuinen, geheel volgens de mode van die tijd, braken drastisch met de inrichting van het oude landschap. De loop van enkele wegen en sloten rondom het landgoed werd hierop enigszins aangepast, waaronder de weg en sloot langs de Voert. De bewoningssporen uit de latere periodenzijn dan ook te onderscheiden door een afwijkende oriëntatie (WNW-OZO of NNO-ZZW).Vanaf het midden van de 17de eeuw is de onderzoekslocatie waarschijnlijk vrijwel continu bewoond geweest. Sporen van funderingen zijn niet aangetroffen. De bebouwing lag meer richting de weg en was bovendien zeer ondiep gefundeerd, waardoor deze bij latere bouwactiviteiten en grondverzet makkelijk kunnen zijn verdwenen. Wel zijn er greppels en palenrijen gevonden die als perceelsscheidingenhebben gefunctioneerd. Een vijftal waterputten uit de 17de-20ste eeuw hebben in de opeenvolgende bewoningsfasen op het achtererf gelegen. De sloop van de meest recente structuren, respectievelijk tussen 1900 en 1923 en in 2012, heeft wel sporen nagelaten die zijn herkend tijdens het archeologische onderzoek.