De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande aanleg van een groot bos op de grens van de gemeenten Landgraaf en Kerkrade. Aangezien grote delen van het plangebied volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW 2e generatie) een archeologisch hoge of middelhoge verwachting hebben en er in het verleden een aantal vondsten is gemeld uit het gebied en de directe omgeving, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. De gemeenten Landgraaf en Kerkrade hebben daarom Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht gegeven tot het uitvoeren van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een bureauonderzoek en boringen. Het booronderzoek is uitgevoerd van maandag 17 maart t/m vrijdag 4 april door mw. drs. M. Essink, drs. ing. G.J. de Roller, drs. W. Beex van ARC bv en dhr. R. Mundhenk van Archeowerk. Hieraan voorafgaand werd een bureauonderzoek uitgevoerd.Per deelgebied kunnen uit het archeologisch IVO de volgende conclusies worden getrokken:Deelgebied 1Plaatselijk is ondiep grind in de ondergrond aanwezig. Aan het oppervlak zijn aardewerkscherven gevonden die stammen uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd (1050 n. Chr. tot heden). Hoewel het hier de helling van een droog dal betreft zou enig colluvium te verwachten zijn. Dit is in de boorkernen echter niet tot uiting gekomen. De bodemopbouw is ongestoord.Deelgebied 2Hier bevindt zich een locatie met een ondiepe grindbank. Deze behoort tot de Maasterrassen. De percelen zijn zeer rijk aan aardewerk dat te dateren is tussen de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Dit materiaal kan via bemesting (huisvuil/compost) zijn aangevoerd. In een paar boringen is sprake van colluvium. Over het algemeen is de bodemopbouw intact.Deelgebied 3In een groot gedeelte van dit deelgebied bevinden de Maasterrassen zich binnen boorbereik. Ondiepe grindbanken komen vooral voor langs de zuid- en westrand van het gebied. Plaatselijk is er sprake van colluvium. In het noordwesten heeft erosiemateriaal een oude bodem bedekt. In het zuidelijke deel van dit deelgebied bevinden zich aan de oppervlakte veel aardewerkscherven en verbrand bot. Het aardewerk is niet ouder dan laatmiddeleeuws.Deelgebied 4Hier ligt geen materiaal aan de oppervlakte. Het terrein is relatief vlak. Er bevindt zich nog een duidelijke B-horizont direct onder de bouwvoor. De bodem van dit terrein is volgens de boringen goeddeels intact. Deelgebieden 5 en 6Ook hier ligt geen vondstmateriaal aan de oppervlakte. Ook in de boringen is geen materiaal aangetroffen. Hoewel zich hier volgens de bodemkaart afbraakwanden zouden bevinden, is het terrein glooiend en ontbreken sporen van erosie, met uitzondering van de oostrand van het deelgebied, waar colluvium is aangetroffen. De bodemopbouw is over het algemeen intact.Deelgebied 7Dit gebied maakt deel uit van een droog dal. Langs de rand van het dal is duidelijk sprake van afzettingen van erosiemateriaal. Er is hier echter geen archeologisch materiaal aangetroffen aan het oppervlak en in de boringen. Samengevat kan gesteld worden dat in de boringen geen archeologisch materiaal is aangetroffen. Aan het oppervlak bevindt zich materiaal van laatmiddeleeuwse of recentere ouderdom. Het meeste materiaal komt voor in deelgebieden 2 en 3. Er zijn geen sporen van een Romeinse weg aangetroffen. Het is niet uit te sluiten dat deze weg zich onder de huidige wegen bevindt. Het tracé ‘Achter de Put’ is dan het meest voor de hand liggend. In de noordwesthoek van deelgebied 3 is een oude bodem aangetroffen in het droogdal. Het is aan te bevelen deze bodem te sparen door hier geen bomen te planten. Met uitzondering van voorgenoemde plek zijn er geen beperkingen wat betreft het planten van bomen.