Tussen 24 februari en 10 maart 2016 is een Archeologisch Begeleiding uitgevoerd op de locatie Tabaksveld te Puiflijk (gemeente Druten). Binnen dit plangebied, op het achterterrein van het pand aan de Meerstraat 9, was men voornemens een rioolsleuf te gegraven van in totaal 153 m². Eerder archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat binnen het gehele plangebied sprake was van zeker twee vindplaatsen uit verschillende perioden. Aangezien de aanleg van de rioolsleuf deze archeologische waarden in de ondergrond zou verstoren heeft de bevoegde overheid ermee ingestemd om dit civieltechnische werk archeologisch te laten begeleiden. Het archeologisch onderzoek werd bepaald en beperkt door de omvang en diepte van het civiele werk. Zo werd er telkens per 5 meter gegraven en een tweetal PVC-buizen neergelegd. Tijdens de archeologische begeleiding is de gegraven sleuf opgedeeld in drie aansluitende werkputten van 2 tot 2,5 meter breed. Geheel volgens verwachting sneed de rioolsleuf in de noordoosthoek put 1 van BAAC uit 2012. Resultaten De bodemopbouw was in alle werkputten vrij uniform en kwam overeen met de resultaten uit de verschillende vooronderzoeken, namelijk humeuze ophooglagen op rivierduinzand met daartussen een oude akkerlaag. Op het zuidelijke en lager gelegen deel van de rivierduinhelling (ter plaatse van werkput 2) was de ondergrond kleiiger van aard, door bewerking van een laag rivierafzettingen in het duinzand. Het archeologisch sporenniveau was intact en lag in het duinzand en onder de akkerlaag. Ter plaatse bleek sprake van een hoge spoor- en vondstdichtheid, waarbij sporen uit verschillende periode over elkaar heen lagen. Als gevolg sijn veel vondsten vergraven in het verleden en daarmee opspit. In totaal zijn 171 archeologisch relevante sporen gevonden, bestaande uit (paal)kuilen, (wand)greppels en een waterput, die geïnterpreteerd kunnen worden als nederzettingsporen. Het verzamelde vondstmateriaal blijkt deels in het verleden al vergraven en daarmee opspit, toch kan een grove datering worden gegeven aan de vindplaatsen in de Romeinse tijd tot en met de Volle Middeleeuwen. Aardewerk met een datering na de 12e eeuw is in het bodemarchief beduidend minder aanwezig en voor de Nieuwe tijd op enkele scherven na bijna afwezig. De verschillende bewerkte bodemlagen met los vondstmateriaal uit alle perioden, inclusief de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, doet vermoeden dat men na de 12e eeuw buiten het plangebied is gaan wonen en het terrein een meer agrarische functie heeft verkregen. Dit beeld wordt versterkt door de aanwezige ophooglaag, de gevonden mestkuilen, lossen grote kuilen en greppels zonder duidelijke functie. Dit sluit niet uit dat de bewoning voor deze periode zich wel nabij en nog binnen het grotere onderzoeksgebied bevind.