Tijdens het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) zijn geen behoudenswaardige archeologische waarden (grondsporen, vondsten) aangetroffen. Uitsluitend vijf boomgaten verrijken het bodemarchief.Bodemkundig gezien is er sprake van een bouwvoor in colluviale hellingafzettingen (Ap-horizont) op een colluviale overgangslaag oftewel mollenlaag (AC-horizont) op meerfasig colluvium (C-horizont).Lithostratigrafisch behoren de afzettingen tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Schimmert.Sedimentologisch is sprake van zwak humeuze, zwak zandige fijne leem op zwak zandige leem met onderaan zo nu en dan sterk zandige leem aan de basis. Het aanwezige sediment is strikt genomen niet te classificeren als loess.Tijdens het veldwerk was er geen reden om van de onderzoeksmethodiek af te wijken zoals beschre- ven in het PvE. In totaal zijn er vier proefsleuven gegraven met een totale oppervlakte van ca. 400 m2.Alle vier de proefsleuven zijn 25 m lang en 4 m breed. Hierbij is ervoor gekozen om twee sleuven per zone aan te leggen, oftewel twee sleuven in de afbraakwandzone (zone 1) en twee sleuven in de droogdalzone (zone 2). Op deze wijze is zowel aandacht voor de afbraakwandzone (zone 1) die po- tentieel de meest intacte paleobodem(s) kan herbergen en de droogdalzone (zone 2) die een archeo- logisch archief zou kunnen bedekken met afgeschoven sediment (colluvium, hellingafzettingen). Het archeologisch vlak is aangelegd, onder de colluviale overgangslaag (AC-horizont), in de top van de colluviale hellingafzettingen van de C1-horizont.