De initiatiefnemer heeft het voornemen om een nieuwe waterberging te realiseren op een agrarisch perceel aan Jokweg 2 te Aardenburg. Het plangebied omvat een deel van het perceel dat kadastraal bekend staat onder Gemeente Aardenburg, Sectie S, Perceel 1077 en beslaat een oppervlakte van circa 14.000 vierkante meter. In het kader van de aanvraag van een BOPA-omgevingsvergunning werd voorliggend onderzoeksrapport opgesteld.Tijdens het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd, hetgeen heeft geleid tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Dit model is vervolgens getoetst door het uitvoeren van een verkennend booronderzoek. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan gesteld worden dat: - Het plangebied wordt van noord naar zuid doorsneden door een getijdengeul die een zijtak vormt van de waterloop die vanuit de Noordzee richting het centrum van Aardenburg liep tijdens de Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen. De geul is tijdens de Vroege Middeleeuwen dichtgeslibd en vormde na differentiële klink een kreekrug ten opzichte van de naastgelegen poelgronden - In het noordelijke deel van het plangebied een watergang ligt die is voortgekomen uit de uitschuring van de middeleeuwse hoofdwatergang van Beooster Ee tijdens de inundaties van de Tachtigjarige Oorlog, en die pas in de vroege 21e eeuw werd gedempt. Ook in het oostelijk deel een geul is vastgesteld die daar tijdens dezelfde inundaties was uitgesleten in de bedding van de middeleeuwse Jokweg.- De top van de Formatie van Nieuwkoop is doorheen het gehele plangebied geërodeerd door de Romeinse/ vroegmiddeleeuwse geul die door het plangebied snijdt. De top van het Laagpakket van Wierden is in het westelijke deel van het plangebied geërodeerd door dezelfde geul maar in de rest van het plangebied wel intact en gepodzoliseerd aanwezig.- Op basis van de boringen en de waarneming van vondstmateriaal op het maaiveld in de niet geërodeerde/ verstoorde delen van het plangebied sterke aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen daterend tussen de 10e eeuw tot de 16e eeuw. Deze kans is het hoogst rond boringen 1 en 3, maar deze kan niet uitgesloten voor de overige delen van het plangebied (rondom boringen 2, 4 en 5).De zo goed als zeker aanwezige vindplaats op de kreekrug zou bij de geplande werkzaamheden zeker worden aangetast. Daarom werd een advies gegeven waarbij verder archeologisch onderzoek noodzakelijk. Aangezien behoud in situ een uitgangspunt is van de archeologische monumentenzorg en daarbij ook de mogelijkheid bestond om het waterbassin elders rond het erf te plaatsen werd in overleg met de opdrachtgever een tweede locatie gevonden, meer ten noordwesten van de eerste. De ruimte waar dit nieuwe bassin (of mogelijk twee kleinere bassins) moet komen heeft een oppervlakte van 10.000 vierkante meter. Een volledig nieuw bureauonderzoek was niet noodzakelijk, het verwachtingsmodel uit de bureaustudie kon gemakkelijk worden geëxtrapoleerd. Wel is een nieuwe veldtoets met acht verkennende boringen uitgevoerd, om de aanwezige verwachting te toetsen.De conclusie van deze tweede veldtoets is dat het grootste deel van het van deze alternatieve locatie op de flank van dezelfde kreekrug als bij het initiële plangebied en in de lager gelegen poelgronden is gelegen. Enkel het meest noordelijke deel ligt effectief op de kreekrug. Daarop kon het volgende worden besloten: - Door het ontbreken van oppervlaktevondsten op de hoger gelegen delen en van een duidelijk ontwikkelde bodem of cultuurlaag is de kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Middeleeuwen laag; - In het westelijk en zuidwestelijk deel van de onderzoekslocatie is bovenop het veen een oudere kleilaag van het Laagpakket van Walcheren aanwezig waarop eventueel nog resten kunnen aangetroffen worden uit de Romeinse Tijd. De verwachting hierop is hoog; - In ditzelfde deel van het onderzoeksgebied is bovendien een intacte veentop aangeboord (Formatie van Nieuwkoop). Hierop zouden nog archeologische resten uit de late Prehistorie kunnen worden gevonden. De kans hierop wordt middelhoog ingeschat; - Tot slot is in alle boringen, behoudens twee in het uiterste noorden van het onderzoeksgebied, onder het veen, intact Pleistoceen dekzand (Laagpakket van Wierden) waargenomen. Op dit niveau bestaat er een hoge kans op het aantreffen van archeologische resten uit de vroege Prehistorie.Naar advies toe kan deze alternatieve locatie worden opgedeeld in 3 zones: - zone 1, waar een hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit de Romeinse Tijd in oudere fase van het Laagpakket van Walcheren en direct daaronder in de intacte top van het Basisveen. Dit niveau zou kunnen voorkomen vanaf een diepte van ongeveer 0,45 meter -NAP (1,5 meter -mv); - Zone 2, in de oostelijke en zuidoostelijke deel van het plangebied. Daar geldt een hoge archeologische verwachting voor de prehistorie in de top van het Laagpakket van Wierden vanaf ca. 1,32 m -NAP (circa 2,4 m-mv); - Zone 3, de overige delen van het onderzoeksgebied waar er een lage archeologische verwachtingswaarde is voor alle periodes.