In het plangebied Amsterdamseweg zijn tijdens de vervanging van rioolbuizen en putten in het wegtracé op periodieke momenten archeologische waarnemingen verricht. Diverse archeologische onderzoeken hebben plaatsgevonden in de directe nabijheid van het plangebied. Met het oog op mogelijk aanwezige archeologische resten is om deze reden een archeologische quickscan uitgevoerd voorafgaand aan graafwerkzaamheden. Deze onderzoeken hebben inderdaad aangetoond dat er zich archeologische waarden in het plangebied kunnen bevinden en dat de bodemopbouw buiten de bestaande rioolsleuf deels onverstoord zou kunnen zijn. Tijdens de graafwerkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van de Amsterdamseweg zouden deze eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen worden verstoord of vernietigd. Om deze reden is gekozen voor periodieke waarnemingen tijdens de graafwerkzaamheden.De resultaten van de archeologische waarnemingen tijdens de graafwerkzaamheden heeft de gespecificeerde verwachting, gebaseerd op eerder archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied, aangevuld en getoetst. Het huidige archeologische onderzoek richt zich op de vast- en veiligstelling van eventueel aanwezige archeologische waarden, hun aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit.Op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Arnhem en de diverse onderzoeken die in de nabijheid van het plangebied van de Amsterdamseweg zijn uitgevoerd, gold voor het noordelijke deel een middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit alle perioden. Voor het (uiterste) zuiden van het huidige plangebied geldt een hoge verwachting op het aantreffen van resten van vestingwerken uit de vroege 18e eeuw.Tijdens de graafwerkzaamheden bleek dat de bodem onder de Amsterdamseweg plaatselijk erg verstoord was. Het betrof met name de verstoring van de bovenste bodemlagen als gevolg van kabels, leidingen en riolering. Buiten deze verstoringen viel voor het grootste deel van het plangebied echter wel de bodemopbouw te volgen, was deze deels intact en laat zich als een holtpodzol typeren.De archeologische vindplaats die is aangetroffen kan naar periode worden ingedeeld in drie fasen.De eerste fase betreft de nieuwe tijd A en heeft betrekking op een greppel of droge gracht die in het zuidelijke deel van het plangebied een verdedigende functie kan hebben gehad. Het spoor bevindt zich binnen de locatie waarop de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Arnhem de 18e-eeuwse vestingwerken zijn aangegeven. Wegens de goede conservering van het spoor in de wandprofielen en het vermoedelijke verband met de vestingwerken behoudt dit deel van het plangebied buiten de rioolsleuf de status van archeologisch waardevol gebied. Bij eventuele toekomstige, diepreikende graafwerkzaamheden is archeologisch vervolg onderzoek dan ook noodzakelijk.De tweede fase dateert uit de nieuwe tijd B. De aangetroffen resten uit deze periode bestaan uit een aangetroffen oude bouwvoor. De oude bouwvoor dateert waarschijnlijk tussen 1600 en 1750. Dit is de periode waarin de uitbreiding van de vestingwerken het plangebied bereikte.De derde fase stamt uit de moderne tijd. In deze periode werd de oude bouwvoor uit de nieuwe tijd B geëgaliseerd door het opbrengen van grondlagen. De voormalige bouwvoor volgde de oorspronkelijke helling van de stuwwal.De restanten uit de moderne tijd bestaan uit ophogingslagen en recente verstoringen als gevolg van de aanleg van kabels en leidingen en het voormalige riool dat omstreeks 1900 was aangelegd.Onder het huidige geasfalteerde wegdek van de Amsterdamseweg ging een voorganger van de weg schuil. Deze voorganger vormt de derde fase van de vindplaats en bestond uit straatklinkers, die tussen 1850 en 1920 moeten zijn aangebracht. Tussen 1937 en waarschijnlijk 1950 is het stenen wegdek geasfalteerd zoals het heden ten dage nog is.De sporen uit de moderne tijd zijn in dit geval niet behoudenswaard.
ARCHEOLOGISCH RAPPORT ARNHEM 75