Het voornemen is om een waterberging aan te leggen op een agrarisch perceel aan de Loodijk 1 te Zuidzande. De geplande graafwerkzaamheden overschrijden de vrijstellingsgrenzen die in het huidige bestemmingsplan voor dit terrein zijn vastgelegd. Dergelijke werkzaamheden zijn wel vergunbaar mits een archeologisch onderzoeksrapport wordt voorgelegd, waarin wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dat deze niet behoudenswaardig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. In het kader van de hiertoe benodigde omgevingsvergunning heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd.Op basis van het bureauonderzoek werd vastgesteld dat het plangebied in 1422 binnen de Capellepolder werd bedijkt op de schorren van het Zwin. Het was onduidelijk of er kort na de bedijking reeds bewoning plaatsvond in het plangebied. Vanaf de tweede helft van de 17e-eeuw wordt ten zuiden van het plangebied een hoeve weergegeven. De omvang van de oudste fase van deze hoeve is niet gekend, en de mogelijkheid bestond dat archeologische sporen en structuren die hieraan te verbinden zijn binnen het plangebied aanwezig konden zijn. Daarom werd de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd vastgesteld op middelhoog.Op basis van het booronderzoek werd een gedetailleerd beeld verkregen van de bodemopbouw in het plangebied. In de oostelijke helft van het plangebied is de bodem plaatselijk verstoord door een vroeg-20e-eeuwse drinkpoel. De rest van het plangebied bezit een intacte bodemopbouw bestaande uit metersdiep reikende geulafzettingen behorend tot het Laagpakket van Walcheren, welke te wijten zijn aan de Zwingeul. Op basis van het booronderzoek is vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat het terrein anders in gebruik is geweest dan weiland en akkerland vanaf de indijking van de Capellepolder in 1422. Voor de indijking was het terrein algemeen niet geschikt voor bewoning. Daarom werd de verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen bijgesteld naar laag.