Het plangebied ‘Doltewal’ te Workum omvat meerdere ingrepen in het stadsgebied van Workum, zoals de vervanging van de kade langs de Diepe Dolte, de sloop en nieuwbouw van het schoolterrein aan de Schoolstraat, de aanleg van nieuwe riolering en de sanering van diverse locaties. De opgetelde lengte van het plangebied voor archeologisch onderzoek in voorbereiding op de aanleg van nieuwe riolering is 1700 m. Het plangebied voor de verkoop van de school aan de Schoolstraat en de nieuwbouw op deze locatie is ongeveer 2200 m2 groot. Het plangebied voor de ingreep aan de kadewal van de Dolte is ongeveer 300 m lang.Het plangebied ligt in zijn geheel in het historische stadsgebied van Workum. Het stadsgebied van Workum is een archeologisch monument (AMK-nummer 9901) en is op de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) aangemerkt als zone waarin moet worden gestreefd naar behoud. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming waarde - archeologie opgenomen. Dit houdt in dat bij (onvermijdelijke) ingrepen groter dan 50 m2 voor de omgevingsvergunning een onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar de archeologische waarde van het betreffende plangebied. Om de archeologische waarden in kaart te brengen heeft de gemeentelijk archeoloog van Súdwest - Fryslân, Y. Boonstra, aangegeven dat een waarderend booronderzoek gewenst is op basis van de richtlijn ‘aanzet plan van aanpak waarderend onderzoek terpen’ uit de FAMKE. Gerealiseerd moet worden dat het hier uitgevoerde booronderzoek een eerste fase van onderzoek is waarbij de boringen ook een karterend karakter hebben. Een waardering van archeologische resten niet altijd mogelijk is door middel van booronderzoek.Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in het plangebied op drie geologische niveaus archeologische resten kunnen voorkomen.1) In de top van het pleistocene dekzand kunnen archeologische resten voorkomen van vóór de periode van de veengroei. In de omgeving van Workum is de veengroei aangevangen in het neolithicum, tussen 3.850 en 2750 v. Chr. Tot en met het midden van het neolithicum is het dekzand dus begaanbaar geweest. Archeologische resten uit de steentijd worden verwacht op dekzandopduikingen.2) In en op de top van de Basisveen Laag kunnen archeologische resten aanwezig zijn vanaf de midden- ijzertijd t/m de volle middeleeuwen. De kans op archeologische resten in de veenlaag is klein, maar kan niet worden uitgesloten. Als gevolg van natuurlijke ontwatering worden vindplaatsen op het veen met name langs kreekjes en in de veenrandzone aangetroffen. Na de volle middeleeuwen is het veen bedekt geraakt met kwelderafzettingen. 3) Op en in de top van de kwelderafzettingen kunnen archeologische resten aanwezig zijn vanaf de volle middeleeuwen t/m de nieuwe tijd. Er dient rekening te worden gehouden met, tot op heden, onbekende resten van vlaknederzettingen en (lage) terpjes van voor de bedijking en met bewoning uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd van na de bedijking. Archeologische resten zijn vrijwel zeker aanwezig ter plaatse van de bebouwing zoals deze op oude kaarten, vanaf 1560, binnen het plangebied aanwezig is. Het gaat om bebouwing en sloten in de noordwestzijde van de Balkfinne (Van Deventer uit 1560 en Schotanus 1664) en twee locaties langs de Doltewal (minuutplan 1832). Een groot deel van de het onderzoeken riooltracé wordt ingegraven ter plaatse gedempte watergangen. Het gaan om de Schoolstraat, delen van de Pothuswyk, de Noarderwyk, Houtmolestreekje en de Dwarsnoard. Deze demping heeft met name plaatsgevonden na 1950. Mogelijk zijn onder de watergangen nog archeologische intacte bodemlagen aanwezig. De Balkfinne, de Doltewal, delen van de Pothuswyk en een klein deel langs de Trekwei liggen niet op een gedempte watergang. Hier wordt een natuurlijke bodemopbouw verwacht.Uit het karterend booronderzoek naar de drie archeologische niveaus is gebleken dat:1) Het dekzand in het grootste deel van het plangebied dieper ligt dan 2,0 m –mv en niet bij de werkzaamheden zal worden geroerd. In het noordelijk deel van de Doltwal is een dekzandopduiking aanwezig waarbij het dekzand tot maximaal 1,8 m –mv is aangeboord. Op deze plek kunnen archeologische resten uit de steentijd verwacht worden (locatie A).2) De top van veen ter plaatse van de gedempte watergangen vrijwel geheel is vergraven. Buiten de gedempte watergangen zijn geen veraarde veenlagen of humeuze opgebrachte kleilagen aangetroffen die een aanwijzing zouden kunnen zijn voor bewoning op de top van het veen. Langs de Balkfinne is mogelijk een aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van gegraven putten in het veen, nog vóór de afzetting van de kwelderklei. Dit zou mogelijk kunnen duiden op menselijke activiteiten op het veen in de omgeving van de Balkfinne. 3) De kwelderafzettingen ter plaatse van de gedempte watergangen volledig zijn vergraven. Buiten de gedempte watergangen is de top van de kwelderafzettingen eveneens sterk vergraven en kent de bodem een bijmenging met puin in vrijwel het hele plangebied. Plaatselijk langs de Doltewal, Balkfinne en Pothuswyk zijn in de top van de kwelderafzettingen aanwijzingen gevonden voor archeologische resten die niet hoeven samen te hangen met de bebouwing op oude kaarten (locaties B, C en D). Op basis van oude kaarten en uitgevoerde boringen worden nog archeologische resten uit de nieuwe tijd en mogelijk uit de late middeleeuwen verwacht in de noordwestzijde van de Balkfinne (locatie E), op twee locaties langs de Doltewal (locaties A en B) en langs de Trekwei (locatie F).De voorziene werkzaamheden bedreigen de archeologische resten ter plaatse. Vanwege praktische bezwaren (smalle werksleuven, zijaansluitingen en belemmering van de openbare ruimte) is het niet mogelijk om het archeologisch onderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven (IVO-p) voorafgaand aan de rioleringswerkzaamheden. Derhalve is voor de locaties A, B, E en F een archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van het archeologisch begeleiden van de werkzaamheden (archeologische begeleiding, protocol opgraven). Ter plaatse van de dekzandopduiking (locatie A steentijd) kunnen nog archeologische resten voorkomen dieper dan 1,8 m –mv. De diepte van de werkzaamheden is hier nog niet bekend, mochten de werkzaamheden dieper zijn dan 1,8 m –mv dan wordt aanbevolen om hier een karterend en waarderend onderzoek door middel van megaboringen uit te voeren.Voor het overige wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor de geplande ontwikkelingen wat betreft het aspect archeologie.