ADC ArcheoProjecten heeft in juni 2014 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Rotterdamseweg 201-201A in Delft (gemeente Delft). Aanleiding is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie.Op basis van het bureauonderzoek kan gesteld worden dat het plangebied is gelegen op een voormalige getijdegeul (kreekrug), die onderdeel is van het Gantel-systeem. Op grond van deze ligging en waarnemingen in de directe omgeving moet in de top van de oeverafzettingen rekening worden gehouden met archeologische waarden uit de IJzertijd en met name de Romeinse tijd.Eventueel aanwezige waarden manifesteren zich vermoedelijk als een vondstlaag onder een humeuze laag. Deze bestaat uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat. De meeste typen archeologische resten (bot, houtskool, aardewerk, metaal) zullen, indien deze zijn afgedekt door latere kleiafzettingen, goed geconserveerd zijn. Organische resten en bot zullen door de boven het hoogste grondwaterpeil heersende relatief droge bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Hierbij moet worden opgemerkt dat door de aanleg van bebouwing in latere perioden het IJzertijd-Romeinse tijd niveau kan zijn verstoord.Vanwege de sterke vernatting van het landschap, die zich vanaf de 3e eeuw na Chr. voltrok, worden geen archeologische resten uit de Vroege Middeleeuwen verwacht. Dit veranderde in de 10e eeuw toen het gebied als gevolg van drogere omstandigheden op grote schaal ontgonnen kon worden. In de 11e eeuw na Chr. werd bovendien een vaarverbinding tussen Delft en de Merwede gegraven, de Delftsche Schie. Over de oever van het kanaal liep een doorgaande weg van Delft naar Rotterdam. Langs deze weg werden verschillende buitenhuizen en boerderijen gebouwd en ontstonden industriële activiteiten. Ter plaatse van het plangebied bevond zich buitenhuis Knollenburg. Op grond van oude kaarten kan worden afgeleid dat de oorsprong van dit huis in ieder geval teruggaat tot het begin van de 18e eeuw. In het centrale deel van het plangebied moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van aan dit huis gerelateerd funderingsresten, erfophogingen en afvalkuilen. Door de latere bouw van opstallen, al dan niet met kelders, zullen delen van het erf zijn verstoord.Teneinde bovenstaande verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit het booronderzoek komt naar voren dat de diepere ondergrond hoofdzakelijk uit kalkrijke klei bestaat. Deze afzettingen kunnen op grond van de landschappelijke ligging worden toegeschreven worden aan een fossiele getijdegeul van het Gantel-systeem (Gantel Laag, Formatie van Naaldwijk). De onderste kleiafzettingen worden geïnterpreteerd als oeverafzettingen, de bovenste kleiafzettingen als dekafzettingen van dit systeem. In geen van de boringen is een humeuze of ontkalkte laag geconstateerd, die kan duiden op een potentieel IJzertijd- of Romeins bewoningsniveau. Mogelijk is dit niveau door latere (bewonings)activiteiten opgenomen in de bouwvoor en niet meer aanwezig.Met name in het centrale deel is een sterk baksteen- en puinhoudende bovengrond aangetroffen.Mogelijk betreft dit sloopresten van de in het verleden aanwezige buitenplaats/boerderij ‘Knollenburg’ en bijbehorende opstallen. De vraag of bij die sloop alle sporen van ‘Knollenburg’ vernietigd zijn of dat nog (funderings)resten aanwezig zijn, kan op basis van een booronderzoek niet beantwoord worden.De aanwezigheid van waardevolle archeologische resten die samenhangen met de buitenplaats ‘Knollenburg’ kan daarom vooralsnog niet volledig uitgesloten worden. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het centrale deel van plangebied, ter plaatse van het hoofdgebouw van buitenplaats ‘Knollenburg’, een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van de aanleg van een proefsleuf (IVO-P). Deze dient direct na verwijdering van de oppervlakteharding aangelegd te worden en heeft als doel de aan- of afwezigheid van resten van het buitenhuis vast te stellen alsook de gaafheid, omvang, datering en conservering ervan. Ter plaatse van de bijgebouwen wordt verder geen onderzoek noodzakelijk geacht. Resten hiervan zullen door de latere bouw van agrarische opstallen zijn verstoord.
Rotterdamseweg 201-201A, Delft (gemeente Delft)
Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek