In opdracht van de gemeente Wijchen heeft BAAC een proefsleuvenonderzoek (IVO-p) uitgevoerd in het zuidelijke deel van plangebied Wijchen West ‘de Vormers’. Het onderzoeksgebied wordt in twee fasen onderzocht, vanwege een groenperceel met bomen die nog gekapt moeten worden. Deze rapportage gaat over fase 1, ‘de Vomers’, van het proefsleuvenonderzoek. Mogelijk wordt later dit jaar fase 2 uitgevoerd, wanneer de bomen op dat terrein zijn gerooid. Die fase concentreert zich direct ten zuiden van het onderhavig terrein en valt binnen hetzelfde plan- en onderzoeksgebied. Hier wordt een verspoeld rivierduin verwacht, waarop sporen en vondsten aangetroffen kunnen worden.Op basis van het vooronderzoek is het onderhavig onderzoeksgebied beschreven als een komgebied van het Wijchens Maasje, maar er restten toch nog enkele landschappelijke vragen. Mogelijke terrasopduikingen, oeverpakketten en crevasseafzettingen kunnen in dit landschap aanwezig zijn, die mogelijk in vroegere tijden intensief gebruikt zijn. Bovendien is het plangebied ingeklemd tussen meerdere terreinen van hoge archeologische waarden.Het is daarom aannemelijk dat ook in de lagere delen van het landschap archeologische resten aangetroffen kunnen worden.Toch heeft dit proefsleuvenonderzoek slechts geresulteerd in één spoor en enkele vondsten. Dit spoor dateert weliswaar uit het einde van het midden-neolithicum, maar van een grotere vindplaats is geen sprake. Dit spoor (S11002) duidt op sporadisch gebruik van het lagere komgebied: een vuur van voorbijgangers uit de periode van de Vlaardingencultuur. Een grotere vindplaats mag dan ook in de directe omgeving verwacht worden. Hiervoor zijn het rivierduin in het zuiden en de oeverwallen in het noorden de beste kanshebbers. Ook zijn in het noorden van het onderzoeksgebied uitlopers van oeverpakketten en crevasse-afzettingen gevonden. Door deze waarnemingen blijven de terreinen rondom het huidige onderzoeksgebied onverminderd kansrijk op het aantreffen van archeologische resten.Binnen het huidige onderzoeksgebied (specifiek fase 1 van dit proefsleuvenonderzoek) is op basis van de waardering weliswaar een behoudenswaardige vindplaats aanwezig, maar enkel dit spoor en de bijhorende vondsten maken geen onderdeel uit van een grotere complexe vindplaats. Het spoor moet eerder gezien worden als een spoor van activiteit in een landschap dat extensief gebruikt is door mensen in het neolithicum. De kuil is gecoupeerd, geadministreerd, bemonsterd en daarmee direct veiliggesteld. Op basis van de beperkte grootte en aard van deze vindplaats en het contemporaine landschap (komgebied) wordt gesteld dat geen vervolgonderzoek nodig is. Daarom is het advies van BAAC om het plangebied van Wijchen-West, deelgebied zuid (specifiek het terrein van ‘fase 1’) vrij te geven voor de voorgenomen werkzaamheden.