In opdracht van Bureau De Lange heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Buurtweg 5, 8 en 8a in Doorn (gemeente Utrechtse Heuvelrug). In het plangebied zal een deel van de aanwezige gebouwen gesloopt worden en zal bestaande bebouwing uitgebreid worden. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.In het plangebied worden archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum verwacht. Volgens de bodemkaart is in het grootste deel van het plangebied een esdek aanwezig. Uit eerder booronderzoek in een deel van het plangebied blijkt dat dit esdek inderdaad aanwezig is. Onder dit dek geldt een hoge verwachting voor resten uit het Laat-Paleolithicum tot in de Vroege Middeleeuwen. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen voorkomen onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C- horizont. De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken. In het uiterste noorden van het plangebied komt volgens de bodemkaart dekzand voor aan het maaiveld. In dit deel van het plangebied komen eventuele archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum voor direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld. Naast archeologische waarden van voor de Middeleeuwen, kunnen in het esdek resten worden aangetroffen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden waar gebouwd gaat worden een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Voor het gebied waar de verharding en gebouwen gesloopt gaan worden, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de sloopwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, voor zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.