RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in maart 2012 een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd in verband met de aanleg van een overslagleiding in de Dorpsweide te Wijk aan Zee (gemeente Beverwijk).Tijdens de begeleiding is er één werkput aangelegd van 61 x 7 m (427 m2) op de Dorpsweide direct ten zuiden van de Verlengde Voorstraat. Het noordelijk deel van het plangebied ter hoogte van en ten noorden van de Verlengde Voorstraat (lengte 40 m) is zonder archeologische begeleiding uitgevoerd. De opdrachtgever heeft verzuimd om RAAP op de hoogte te stellen van de uitvoering van deze werkzaamheden.In de werkput is in eerste instantie één opgravingsvlak aangelegd (vlak 1) om te bepalen of er sprake is van archeologische grondsporen. Het vlak is aangelegd in de top van de duinafzettingen onder de bouwvoor en eventuele verstoorde lagen (figuur 3). De diepte van het vlak bedroeg circa 0,4 tot 0,5 m -v (ca. 5,5 m NAP). In het zuidelijke deel van dit vlak is een aantal grondsporen aangetroffen. Omdat deze sporen werden bedreigd door de aanleg van de leiding, zijn deze gedocumenteerd (getekend, beschreven, gecoupeerd en afgewerkt). De sporen liggen aansluitend aan en lijken verband te houden met de reeds bekende vindplaats uit de Nieuwe tijd, ten zuiden van het plangebied.Vervolgens is een diepere sleuf (de leidingsleuf) midden in put 1 aangelegd met afmetingen van 1 x 60 m. De sleuf had een diepte van 1,85 m-Mv in het zuiden en 2,5 m-Mv in het noorden. Er zijn vijf kolomopnamen van het profiel gedocumenteerd. De basis van het profiel, vanaf 1 m-Mv, bestaat uit laagjes strandzand behorend bij het Laagpakket van Zandvoort (Formatie van Naaldwijk). Het bovenste deel van het profiel bestaat uit jonge duinafzettingen (Laag¬pakket van Schoorl, Formatie van Naaldwijk). De top van het duinzand is omgezet.Gezien de ligging aan de kust is de vindplaats als vissersnederzetting geïnterpreteerd. Tijdens onderhavig onderzoek en het in 2007 uitgevoerde onderzoek zijn visserloodjes aangetroffen. Vanwege de beperkte omvang van de opgravingsleuf is het niet duidelijk of de aangetroffen paalsporen verband houden met bebouwing (huis, schuur e.d.) of met erfscheidingen (hekwerk e.d.). Verschillende vondsten duiden op bewoning in de tweede helft van de 17e en de 18e eeuw. Op basis van de stratigrafische ligging van de sporen is binnen dit tijdperk sprake van een fasering.
Date Submitted: 2013-04-23
Issued: 2013-03-19
