In het plangebied Marumerlage, ten noorden van Marum is, ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit, een deel van het beekgebied van het Oude Diep hersteld. De geplande activiteiten binnen het plangebied (groot circa 72 hectare) zullen bestaan uit het aanleggen van moeras, riet/wilgenstruweel, schraal grasland en een deel witbol grasland. Binnen de zones waar het moeras en het riet/wilgenstruweel wordt aangelegd, zal de bodem tot op het dekzand en waarschijnlijk dieper dan 0,3 m - mv. worden verstoord.Er is in een eerder stadium al een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Hierin is vastgesteld dat het plangebied in het zuidelijke gedeelte van het Westerkwartier ligt, dat bestaat uit een licht glooiend dekzandgebied op grondmorene welvingen. Er is geconcludeerd dat de omgeving van het plangebied niet erg rijk is aan archeologische resten. In het plangebied kunnen archeologische resten worden verwacht uit het laat-paleolithicum, mesolithicum en de middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Deze resten zullen zich voornamelijk bevinden op hoger gelegen delen in het landschap (kopjes) maar ook in het beekdal zelf. Er zijn binnen het te verstoren gebied vier zones aanwezig waarbinnen sprake is van een hogere archeologisch verwachting. Er is een (kerke)pad naar de twee hogere kopjes aan de zuidwestkant, een zandkopje aan de noordoostkant, een fossiel beekdal aan de zuidzijde en een zone waar het beekdal relatief smal is. Hier kan mogelijk sprake zijn geweest van een oversteekplaats. Uit het booronderzoek (beperkt tot de dieper dan 0,3 m -mv. te verstoren delen) volgt dat de bodemopbouw in het gebied overeen komt met de verwachting. De overgang van het veen naar het onderliggende dekzand is grotendeels nog intact. Er zijn in de verrichte boringen geen archeologische waarden aangetroffen.Op basis van deze gegevens is geadviseerd en besloten om de verstorende werkzaamheden ter plaatse van de gebieden met een verhoogde verwachting te begeleiden. De overige delen die tot beneden de 0,3 m -mv. worden vestoord zullen achteraf worden geïnspecteerd. De werkwijze en strategie voor de uitvoering ervan is weergegeven in een Programma van Eisen. Uit de resultaten van de archeologische begeleiding volgt dat ter plaatse van de fossiele meander in de bodem lagen grover rivierzand zijn aangetoond en beekleem is aangetroffen. Er zijn hier echter geen archeologische waarnemingen gedaan. Bij de inspecties zijn meerdere kuilen aangetroffen waarvan een deel zeker recent is. Verder is vastgesteld dat sprake is van ploegsporen en zijn er verspreid over het gebied paalgaten/kuilen gedocumenteerd. Geen van deze gaten/kuilen was onderdeel van een herkenbare structuur. Verder is er een zwakke concentratie aardewerk aangetroffen met materiaal uit de periode Romeinse tijd – vroege middeleeuwen. Er is echter geen sprake van een nederzetting. Hetzelfde geldt voor twee losse oppervlaktevondsten van vuursteen. Met het vorderen van de werkzaamheden werd het gebied steeds natter. Dit gaf problemen bij de inspectie daar de diepere delen onder water verdwenen zodat hier bij de inspectie geen waarnemingen konden worden gedaan.
Antea Group Archeologie 2015/23
Issued: 2017-03-30