Inleiding In opdracht van Brabants Landschap heeft RAAP in september 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied In den Brand poel WS5 te Udenhout in de gemeente Tilburg. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. De doelstelling van het archeologisch vooronderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein, dan wel de archeologische vindplaats. Daartoe wordt informatie verzameld over bekende en verwachte archeologische resten teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen.Landschappelijke ontwikkeling Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied ligt in een laatglaciaal dal, dat in het holoceen niet meer actief watervoerend is. Het staat op de nieuwe paleogeografische kaart weergegeven als ‘droge depressie’. De bodemkundige opbouw bestaat uit leemgronden, specifiek leek- / woudeerdgronden. Deze landschappelijke ontwikkeling en bodemkundige opbouw van het plangebied is bevestigd door het verkennend booronderzoek.Archeologie en historie Uit het plangebied zijn geen archeologische resten bekend. Uit de hoeveelheid vindplaatsen uit de directe omgeving en hun landschappelijke inbedding blijkt echter dat het plangebied in een omgeving ligt waar reeds veel archeologische vindplaatsen zijn gevonden en dat deze een grote tijdsdiepte hebben, namelijk van de oude steentijd tot in de nieuwe tijd, en dat vrijwel alle archeologische hoofdperioden vertegenwoordigd zijn. Het plangebied was in historische tijden (19e en 20e eeuw) in gebruik als landbouwgebied, en maakte overwegend deel uit van een perceel gras/weiland waarvan de verkaveling ongewijzigd is. Het landgebruik nu bestaat uit gras/weiland en bosschage. De (bodem)gaafheid en eventuele archeologische vindplaatsen zijn aangetast tot een diepte van 30-40 cm –mv. Uit het plangebied zijn geen bouwhistorische waarden, Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, MIP-objecten of overige bouwhistorische waarden bekend.Archeologische verwachting De gespecificeerde archeologische verwachting is: - middelhoog voor kampementen, en hoog voor jachtactiviteiten, grondstofwinning en oversteekplaatsen uit het laat paleolithicum en mesolithicum; - middelhoog voor kleinschalige bewoning, en hoog voor grondstofwinning, waterkuilen en –putten, oversteekplaatsen uit de periode neolithicum - nieuwe tijd A; en -laag voor kleinschalige bewoning, en middelhoog voor grondstofwinning, waterkuilen en -putten enz., mogelijk oversteek-plaatsen/voordes uit de periode neolithicum - nieuwe tijd B/CAdvies Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Door de toekomstige inrichting worden eventuele archeologische resten (vrijwel) volledig verstoord. Gezien de toekomstige inrichting is behoud in situ nauwelijks een reëele optie. Om de gespecificeerde verwachting te toetsen wordt een vorm van gravend onderzoek (archeologische begeleiding) aanbevolen. Dit is een noodzakelijk e, en ook de meest praktische, manier om bij de planvorming met archeologische resten om te gaan.Opgemerkt wordt dat voor de zone met een (grotendeels) intact bodemprofiel, de noordelijke helft van het plangebied, een hoge verwachting geldt voor steentijdvindplaatsen. Indien direct onder de bouwvoor, in de top van de natuurlijke bodem in deze zone tijdens de begeleiding vuursteenvondsten worden aangetroffen, wordt geadviseerd om deze resten te laten waarderen middels enkele zeefvakken. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Tilburg (contactpersoon G. van den Eynde), deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
Date: 2020-09-21