In opdracht van de gemeente Ermelo heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 14 november 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met bouwplannen voor 2 plangebieden aan de Oude Arnhemsekarweg in de gemeente Ermelo. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureau- onderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en voor zover mogelijk een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering) aard datering omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor beide plangebieden een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (waardevolle intacte archeologische overblijfselen) uit de periode Neolithicum t/m Nieuwe tijd. Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat op de noordelijke locatie (plangebied 1) archeologische sporen in de ondergrond aanwezig zijn. Het betreft waarschijnlijk nederzettingsresten die dateren uit verschillende perioden vanaf de Bronstijd t/m Late Middeleeuwen. Vanwege de aanwezigheid van een esdek is het aannemelijk dat deze sporen zich in goede staat bevinden. Gezien de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ingrepen in plangebied 1 is geconcludeerd dat bij de uitvoering hiervan naar alle waarschijnlijkheid archeologische waarden zullen worden verstoord. Indien het niet mogelijk is de bodemkundige ingrepen te beperken tot het esdek en de sporen verloren dreigen te gaan verdient het aanbeveling ter plekke aanvullend archeologisch veldonderzoek te laten verrichten. In dat geval wordt een onderzoek voorgesteld door middel van een proefsleuf. Op basis hiervan kan verdere besluitvorming plaatsvinden (zie hoofdstuk 4). Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de zuidelijke locatie (plangebied 2). Hoewel hier tijdens het veldonderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van archeologische sporen in de ondergrond moet er serieus rekening mee worden gehouden dat de bodem ook hier een archeologisch belang vertegenwoordigt omdat de bodemopbouw intact is en er veel archeologische vondsten in de omgeving zijn gedaan.