In opdracht van de heer Van der Louw heeft Archol een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor de locatie Hooftstraat 245 te Alphen aan den Rijn. Aanleiding voor het onderzoek zijn de voorgenomen ontwikkelingen in hetplangebied, die voorzien in de sloop van de huidige bebouwing en de nieuwbouw van een woning. De werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten.Doel van het onderzoek is vast te stellen of de werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het bureauonderzoek was erop gericht om voor het plangebied de bekende archeologische waarden te inventariseren en een verwachting op te stellen ten aanzien van onbekende archeologische waarden. Het veldonderzoek had tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, het toetsen en nader aan scherpen van de gespecificeerde archeologische verwachting en het opsporen van eventueel aanwezigevindplaatsen. Op basis hiervan is een advies gegeven over de noodzaak van eventueelvervolgonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten (in het bijzonder bewoningssporen) uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Eventuele resten werden verwacht in (de top van) de afzettingen van de Oude Rijn of daarboven. Duidelijk wasbovendien dat het plangebied in elk geval al vanaf het begin van de 17e eeuw deel uitmaakt van het bewoningslint dat ligt ingeklemd tussen de Oude Rijn en de Hooftstraat, die waarschijnlijk het tracé volgt van een (laatmiddeleeuwse) dijk.Het booronderzoek leverde een goed beeld op van de bodemopbouw van het plangebied. Aan de basis bevinden zich natuurlijke afzettingen van de Oude Rijn. De afzettingen laten (van beneden naar boven) een verloop zien van zandige naar kleiige geulafzettingen. De top van deze afzettingen is aangetroffen tussen 2,2 en 2,5 m ‐Mv (2,2 en 2,6 m ‐NAP; aan de Rijnzijde) en vanaf 1,5 m ‐Mv (1,6 m ‐NAP) aan de straatzijde.De natuurlijke afzettingen worden afgedekt door een laag die geïnterpreteerd is als een mogelijke aanplemping of ophoging van de natte en laaggelegen (venige) oeverzone. Hierop ligt een lag met veel puinresten, die waarschijnlijk samenhangt met de verdere ophoging, sloop‐ en bouwactiviteiten in het plangebied vanaf (globaal) de 15e tot de 20e eeuw.Uit gravende onderzoeken op vergelijkbare plekken langs de Oude Rijn, is gebleken dat dergelijke ophooglagen tal van archeologische resten bevatten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ontwikkelingen (in het bijzonder de sloop van de ondergrondse resten en de graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw), kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering hiervan hoogstwaarschijnlijk archeologische waarden zullen worden verstoord.Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt voor het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om een archeologische begeleiding of een (beperkte) archeologische opgraving van de ondergrondse sloopwerkzaamheden en nieuwbouw, te laten uitvoeren.Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente Alphen aan en Rijn een formeel besluit. Met betrekking tot deze aanbevelingen dient dan ook contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag of diens adviseur (Omgevingsdienst Midden Holland, mevr. J. Noordervliet‐van Zwienen).