Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase plan Cromhoff te Enschede, gemeente Enschede (OV) Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase plan Cromhoff te Enschede, gemeente Enschede (OV)

DOI

Laagland Archeologie heeft in januari 2022 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd op een bedrijventerrein in Enschede. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de sloop van de bedrijfspanden, gevolgd door de bouw van nieuwe woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op de geomorfologische kaart is het plangebied niet gekarteerd. Ten zuidenoosten en zuidwesten van het plangebied bevindt zich een dalvormige laagte die zich naast grondmorenewelvingen en dekzandruggen bevindt. Ten oosten van het plangebied bevindt zich verder een grondmorenerug. Gebaseerd op de ligging van het plangebied ten opzichte van deze zones kan worden aangenomen dat het plangebied zich in een of meerdere van deze zones bevindt. Op het AHN is te zien dat het landschap richting het oosten omhoog loopt, wat overeenkomt met de locatie van een grondmorenerug op de geomorfologische kaart. Ook is te zien dat zich ten westen van het plangebied een verlaging in het landschap bevindt.Bodemkundig is het plangebied niet gekarteerd (bebouwde kom). Op basis van diverse bronnen kan worden aangenomen dat in het plangebied veldpodzolgronden voorkomen. In het oostelijke deel zijn beekeerdgronden te verwachten.In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit Laat-Neolithicum/Bronstijd en Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd bekend. In historische tijden (rond circa 1832) was dit gebied nog niet ontgonnen en werd het terrein omschreven als heide. Het plangebied bleef onbebouwd tot 1937, toen een fabriek werd gebouwd in het plangebied. In de loop van de decennia zijn meerdere fasen van sloop en nieuwbouw geweest in het plangebied. Op basis van het historisch onderzoek blijkt dat rekening is te houden met bodemverstoring als gevolg van bebouwing. Op basis van het bureauonderzoek geldt een lage verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum – Vroeg-Neolithicum en Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Voor de periode Midden-Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen wordt een middelhoge verwachting aangehouden.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat er sprake is van een bodemprofiel met een gemiddelde verstoringsdikte van circa 86 cm. De verstoorde laag sluit bijna altijd gelijk aan op de C-horizont. Alleen in boring 4 is op 90 cm -mv een restant van een B-horizont aangetroffen. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.Het archeologisch niveau is in vrijwel het hele plangebied verdwenen. Wellicht bevat het plangebied nog resten van diepere grondsporen. Dergelijke restanten zijn niet door middel van archeologisch booronderzoek op te sporen. De archeologisch – wetenschappelijke waarde van dergelijke geïsoleerde restantsporen is meestal laag omdat de archeologische context en samenhang is verdwenen.Dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Enschede. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, de heer O. Satijn.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-XC4-67JX
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-XC4-67JX
Provenance
Creator E.W. Brouwer
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak; Laagland Archeologie
Publication Year 2024
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/gml+xml; application/zip; text/xml
Size 4884297; 8039; 24424; 3289; 1190; 1343; 1815; 830; 1597; 8227; 10326; 5283; 1851; 1148; 1678; 1831; 2038; 2143; 2025; 1266; 1624; 2134; 1391; 1984492; 978; 1602; 177302; 1445; 977; 1280; 1604425; 907; 1208; 2963; 980; 38289; 1470; 2124; 2075; 1450; 1813; 1524; 2323; 306624; 50155; 1726; 402706; 306121
Version 1.0
Discipline Humanities