Door De Steekproef bv is een plangebied onderzocht aan de Huitemastraat te Exmorra in de gemeente Súdwest-Fryslân. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande bouw van enkele woningen binnen het plangebied (zie Figuur 2 en 5). De hiervoor benodigde graafactiviteiten kunnen tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden leiden. Het onderzoek was gericht op de vaststelling of dergelijke waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn en bestaat uit een bureauonderzoek en een karterend veldonderzoek door middel van boringen. Uit het plangebied zijn geen archeologische vondsten of terreinen bekend (Archis 3). Uit de historische kaarten blijkt dat het plangebied tot in de twintigste eeuw onbebouwd was en uit weiland bestond op ruime afstand van de historische kern van Exmorra. Ten noorden van het plangebied geeft de FAMKE (de archeologische beleidskaart voor de provincie Fryslân) een zone aan waarin rekening moet worden gehouden met relatief hoog gelegen dekzand in de ondergrond met in de top daarvan mogelijk resten van bewoning uit de steentijd. Binnen het plangebied bestaat volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel met name kans op de aanwezigheid van resten uit de ijzertijd tot en met de middeleeuwen die verwacht moeten worden in de top van veen of in de daarboven gelegen klei. In het plangebied zijn zes grondboringen uitgevoerd. Uit de resultaten van het met een guts verrichte booronderzoek blijk dat ook binnen een groot deel van het plangebied, relatief ondiep gelegen dekzand aanwezig is. Het hoogste deel hiervan ligt iets meer dan twee meter beneden het maaiveld maar vertoont geen sporen van podzolvorming. De top van dit dekzand is doorworteld tijdens de veenvorming die na de vernatting van het dekzandlandschap heeft plaatsgevonden. Dit veenpakket is enkele decimeters dik en wordt afgedekt door een ongeveer één meter dik pakket door zandlaagjes onderbroken klei, dat waarschijnlijk is gevormd als getijdenafzetting. Dit milieu is vervolgens verzoet waardoor opnieuw veenvorming kon optreden. Van dit veen resteren slechts enkele centimeters. Hier bovenop ligt op de hoogst gelegen terreindelen een pakket matig zandige, zwak humeuze klei waarvan de bovenste decimeters zijns opgenomen in een doorgraven toplaag. Selectie-advies door drs. R. Exaltus (senior KNA-archeoloog/prospector) Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de volgens de FAMKE ten noorden van het plangebied gelegen zone waarin rekening moet worden gehouden met relatief hoog gelegen dekzand in de ondergrond met in de top daarvan mogelijk resten van bewoning uit de steentijd, doorloopt tot binnen het plangebied. In het plangebied zijn in de top van dit dekzand echter geen archeologische indicatoren aangetroffen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van resten van menselijke activiteiten in de steentijd. Zelfs houtskoolspikkels ontbreken volledig. Ook verder zijn in het plangebied geen verschijnselen aangetroffen die aanleiding geven tot het adviseren van archeologisch vervolgonderzoek. Dit geldt ook voor het laagje veraard veen dat bovenin de boringen 3 tot en met 6 aanwezig is en waarvoor een verwachting geldt voor mogelijke bewoningsresten vanaf de ijzertijd. Voor het plangebied wordt derhalve geen vervolgonderzoek geadviseerd. Dit laat echter onverlet dat indien bij toekomstig graafwerk onverwachts toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11. Met betrekking tot de bevindingen van voorliggend onderzoek dient contact te worden opgenomen met de gemeente Súdwest-Fryslân (Mevr. Y.M. Boonstra).
2018-04/02