In opdracht van de gemeente Haarlem heeft Antea Group in februari 2016 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vervanging van riolering en de aanleg van drainage in de wijk Dietsveld, gelegen ten noorden van het historischecentrum van Haarlem. Het plangebied ligt op de archeologische beleidskaart van de gemeente Haarlem in verschillende categorieën (categorie 2, 3 en 4). Aangezien de bodemingrepen groter zijn dan de vrijstellingsgrenzen van deze categorieën is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Ineerste instantie is een bureauonderzoek uitgevoerd. Vervolgens heeft een booronderzoek plaats gevonden. Dit heeft bestaan uit het plaatsen van 60 archeologische boringen (verkennende fase).Beide onderzoeken zijn in onderhavige rapportage beschreven.Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deels op de strandwal met oude duinen ligt waar Haarlem op is ontstaan. Dergelijke hoge ruggen in het landschap zijn vanaf het ontstaan geliefde plekken voor de mens om zich te vestigen. De hoge verwachting op hetaantreffen van archeologische resten binnen het plangebied, zoals aangegeven op de beleidskaart, kan gehandhaafd blijven.Het booronderzoek heeft aangetoond dat binnen het plangebied sprake is van een dik (en deels verstoord) pakket Oude Duinen met hier en daar ingeschakelde veenlagen. Op een hoger niveau zijn in vijf boringen zwak humeuze lagen waargenomen; waarschijnlijk vegetatieniveaus of oudeakkerlagen. De kleiige afzettingen die plaatselijk zijn aangetroffen betreffen hoogstwaarschijnlijk estuariene afzettingen (IJ-klei). Strandwalzand van strandwal van Haarlem, in de regel bestaandeuit matig fijn tot matig grof kalkrijk zand, is niet binnen de beboorde diepte van maximaal 3,0 m – mv aangetroffen. De waargenomen bodemverstoring (c.q. ophoging), plaatselijk tot (diep) in het duinzand, reikt tot op een diepte variërend tussen de 0,4 m –mv en 2,0 m –mv.In twee boring (047 en 048) is tot een dieper niveau sprake van (baksteen)puin dan in de antropogene ophogingslagen die in de meeste andere boringen is aangetroffen. De boringen liggen op de locatie waar op de beleidskaart staat aangegeven dat hier restanten van een buitenplaats worden verwacht. Mogelijk houdt de aangetroffen puinlaag in de boringen hiermee verband. De bovengenoemde zwak humeuze lagen in de boringen 005 – 007, 036 en 037 wijzen op de aanwezigheid van eertijds bewoonbare en/of exploiteerbare niveaus in het pakket aanduinafzettingen en kunnen daarmee worden beschouwd worden als indicatie voor de aanwezigheid van (prehistorische) vindplaatsen binnen het onderzochte deel van het plangebied. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode neolithicum - vroege middeleeuwen binnen 3,0 m – mv over het algemeen laag kan worden ingeschat, met uitzondering ter hoogtevan het (potentiële) archeologische niveau dat in vijf boringen is aangetroffen. Daarnaast kunnen laat-middeleeuwse en nieuwetijdse resten aanwezig zijn die samenhangen met de al eerder genoemde en op de ABH aangeduide buitenplaatsen binnen het plangebied. Op basis van het bovenstaande wordt aanbevolen om het plangebied voor wat betreftarcheologie vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden, met uitzondering van de zones met hoge verwachting zoals die op Afbeelding 14 staan aangegeven. Voor deze zoneswordt geadviseerd de graafwerkzaamheden archeologisch te begeleiden om eventuele archeologische resten te traceren en veilig te stellen. Gezien de aard van de werkzaamheden (aanleg riolering in een relatief smalle sleuf) is een archeologische begeleiding de meest geschikte onderzoeksmethode. Voor een archeologische begeleiding is een door de bevoegde overheid (gemeente Haarlem) vastgesteld Programma van Eisen verplicht. De implementatie van de bovenstaande aanbeveling is afhankelijk van het oordeel van de bevoegde overheid, in dezen de gemeente Haarlem.