Naar aanleiding van de voorgenomen bouwplannen van TenneT TSO op het terrein van het 380/150kV transformatorstation te Krimpen aan den IJssel is van maandag 12 oktober tot en met donderdag 16 oktober door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd; dit in navolging van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek. Het veldonderzoek vond plaats in de vorm van een verkennend booronderzoek - plaatselijk is het aantal boringen echter omgezet tot de aanbevolen hoeveelheid behorende bij een karterend booronderzoek; dit in verband met specifieke terreinomstandigheden ofwel indicaties voor een vermoede rivierduin. De geoffreerde 144 boringen (6 boringen per hectare in een verspringend driehoeksgrid van 40x50 meter) konden niet geheel worden uitgevoerd; tijdens de voorbereidingen voor het veldwerk bleek al dat er binnen het plangebied plaatselijk zeer veel kabels en leidingen (zowel bovengronds, op het maaiveld als ondergronds) lagen. De aanwezigheid van deze kabels en leidingen - een deel hiervan betrof 150 en 380 kVolt-kabels - beperkte het aantal boorlocaties en hinderde het inpassen van de boringen in een gridsysteem. In totaal zijn 113 boringen gezet, waarvan 27 gestaakt uit veiligheidsoverwegingen of door het aantreffen van ondoordringbaar materiaal. Het uit het bureauonderzoek gedestilleerde verwachtingsmodel ging uit van een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden in de bodem. Deze verwachting hing samen met de mogelijke aanwezigheid van een rivierduin op de locatie van het plangebied. Deze donk (in kaart gebracht door Stiboka) heeft op de IKAW en de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Zuid-Holland (CHS) geleid tot een hoge verwachtingswaarde voor deze locatie. Binnen het bureauonderzoek is met deze verwachting meegegaan; bewoningssporen vanaf het Mesolithicum en Neolithicum in samenhang met de rivierdonk werden verwacht en voor het omringende gebied (waar volgens Stiboka komafzettingen aanwezig waren) konden bewoningssporen vanaf de Middeleeuwen worden aangetroffen. Tijdens het booronderzoek kon de aanwezigheid van een rivierduin (donk) binnen het plangebied worden aangetoond. De bodem kenmerkt zich grotendeels door klei op veen (in ieder geval tot op een diepte van 2,5 m -mv). Slechts op een aantal locaties (10 van de 87 doorgezette boringen) is tot op circa 1,2 m -mv grof zand aangetroffen dat zou kunnen duiden op de aanwezigheid van een geul, oeverwal of crevasse. Dit is echter onvoldoende om de gestelde verwachting voor het gehele plangebied te handhaven. De geanalyseerde boorprofielen lopen binnen het terrein zodanig uiteen, dat verschillende maatstaven worden gehanteerd voor het noordelijke en het zuidelijke deel van het terrein. In geen van de boringen is een indicatie voor archeologisch vondstmateriaal aangetroffen. Dit in combinatie met het bestudeerde bodemprofiel, dat plaatselijk tot op grote diepte verstoord was, heeft ertoe geleid de archeologische verwachting voor de noordkant van het plangebeid naar beneden toe bij te stellen en dit deel van het terrein voor de toekomstige bouwplannen van TenneT TSO vrij te geven. Wanneer in de zuidoosthoek van het plangebied echter bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden, wordt een archeologische begeleiding geadviseerd. Voor een uitgebreide analyse en de totstandkoming van dit besluit wordt verwezen naar de inhoud van dit rapport en dan met name naar hoofdstuk 3 en 4.