De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Venray (2011) grotendeels in een zone
Categorie 2: Monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op de historische kernen. Een klein
noordoostelijk deel ligt in een zone Categorie 3: Overige monumenten en de bufferzone rondom de bekende vindplaatsen
(waarnemingen en vondstmeldingen) en Categorie 4: Droge en natte gebieden met een hoge verwachting. Door meerdere verlegging van de Maas ontstond er een geaccidenteerd landschap, waarbij hoge oeverwallen en laag gelegen restgeulen zich op korte afstand afwisselen. Het plangebied ligt op een Maasterras die in het Jonge Dryas de actieve riviervlakte vormde. De kans is groot dat sporen uit deze periode, indien toch aanwezig, in het plangebied zijn geërodeerd door latere rivieractiviteiten. Op basis van deze gegevens geldt een lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het midden- en laat-paleolithicum. De hogere terrasvlaktes ten tijde van het mesolithicum zullen ideale bewoningslocaties voor jager-verzamelaars zijn geweest. Vanwege de ligging op een hoge terrasvlakte geldt er een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het en met het mesolithicum. De ligging op een hoge terrasvlakte nabij water zal voor latere landbouwende samenlevingen een aantrekkelijke vestigingslocatie zijn geweest. Vindplaatsen uit het neolithicum, bronstijd, ijzertijd en uit de Romeinse tijd bevinden zich in de omgeving dan ook binnen deze delen van het landschap, met name ten noordoosten van het plangebied. Voor het plangebied geldt daarom een hoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit de periode neolithicum tot en met vroege middeleeuwen.
Het plangebied ligt aan de Achterstraat en maakt deel uit van de bewoningskern aan de oostoever. Uit bestudering van historische kaarten blijkt dat sinds het begin van de 19e eeuw er meerdere bebouwing aanwezig is in het westelijke en zuidelijke deel van het plangebied. Het is aannemelijk dat de bebouwing uit de vroege 19e -eeuw in het westelijke en zuidelijke deel teruggaat tot de (late) middeleeuwen of voorgangers uit deze perioden kent. Mede gezien de ligging in de historische bebouwingskern van Wanssum
en op basis van de vondst van aardewerk uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd grenzend aan het plangebied, geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de periode volle middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Op basis van het uitgevoerd verkennend veldonderzoek middels boringen kan worden gesteld dat de in het bureauonderzoek omschreven verwachte hoge bruine enkeerdgronden in het plangebied zijn aangetroffen. Er zijn geen resten van een E- en/of B-horizont waargenomen in de boringen. Dit is mogelijk het gevolg van een egalisatie en/of opname in het bovenliggend dek door ploegen. Tussen de natuurlijke ondergrond en de humeuze bovengrond is in een groot deel van het plangebied een BC-horizont aangetroffen. Op basis van deze gegevens is de archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten voor de perioden (mesolithicum – nieuwe tijd (middel)hoog. Op basis van de bodemkundige gesteldheid kunnen op circa 50 centimeter beneden maaiveld archeologische resten aanwezig zijn. Op basis hiervan wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek vindt bij voorkeur in de vorm van een proefsleuvenonderzoek plaats. De aanbeveling om nader (karterend en waarderend) vooronderzoek te doen door
middel van proefsleuven wordt door de gemeente overgenomen bij wijze van (selectie)besluit.