In opdracht van het cluster Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam heeft het team Onderzoek en Rapportage van Archeologie Rotterdam (BOOR) in de periode januari-juni 2024 een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Parkhaven in Rotterdam (in de gelijknamige gemeente). Het onderzoek bestond uit het uitvoeren, beschrijven en analyseren van zes mechanische boringen. Er is geboord vanaf het maaiveld tot een maximale diepte van 18,72 m - NAP (22,00 m - mv). Voorafgaand aan het veldonderzoek is voor het plangebied een bureauonderzoek gedaan. De onderzoeken zijn verricht, omdat op de locatie nieuwbouw wordt gerealiseerd. Hierbij zullen grondroerende (hei)werkzaamheden worden uitgevoerd. Op basis van beide onderzoeken kan antwoord gegeven worden op de vraag of archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, die bij de (hei)werkzaamheden worden aangetast of vernietigd.
Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een onbekende archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Mesolithicum en het Neolithicum. Dit hangt samen met een gebrek aan inzicht in de aard van de dieper gelegen afzettingen. Duidelijke aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologisch kansrijke stroomgordel- en/of geulafzettingen in de diepere ondergrond ontbreken in de bestudeerde sondeerstaten. Rivierduinafzettingen zijn vermoedelijk niet aanwezig in het plangebied. Daarnaast geldt geen archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd, een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd en een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Opgemerkt wordt dat eventueel aanwezige archeologisch kansrijke stratigrafische niveaus sterk aangetast of zelfs volledig geërodeerd kunnen zijn door toedoen van de Merwe/Nieuwe Maas. Dit geldt met name voor het zuidelijke deel van het plangebied, ten zuiden van de Euromast.
Uit het verkennend inventariserend veldonderzoek is gebleken dat de diepere ondergrond in het plangebied van beneden naar boven bestaat uit beddingafzettingen (Formatie van Kreftenheye), komafzettingen (Formatie van Kreftenheye, Laag van Wijchen) en veen (Formatie van Nieuwkoop, Basisveen Laag). De top van dit laatpleistocene en vroegholocene pakket is enkel in boring 1, op 15,04 m - NAP (18,77 m - mv), aangetroffen. Naar boven toe gaat de veenlaag abrupt over in gelaagde klastische afzettingen, die vermoedelijk als zoetwatergetijdenafzettingen (Formatie van Echteld, Terbregge Laagpakket) geïnterpreteerd kunnen worden. In boring 4, die ook dieper is doorgezet, ontbreken bovengenoemde stratigrafische niveaus. In deze boring bestaat het diepst aangeboorde pakket uit beddingafzettingen van dezelfde formatie. Deze zijn afgezet door een fossiele geul, die zich heeft ingesneden in de ondergrond en hierbij de onderliggende stratigrafische niveaus heeft aangetast en zelfs volledig vernietigd. De top van het Terbregge Laagpakket ligt op een gemiddelde diepte van 12,26 m - NAP (15,76 m - mv). Hierboven bevindt zich een dik pakket komafzettingen (Formatie van Echteld) met veenlagen (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). De top van dit pakket, aangeboord op gemiddeld 6,52 m - NAP (9,88 m - mv), is als gevolg van erosie aangetast. De top van de natuurlijke sequentie bestaat in het noordelijke deel van het plangebied uit (vermoedelijk) relatief jonge overstromingsafzettingen (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren en/of jongere fase Formatie van Echteld). In het zuidelijke deel zijn enkel beddingafzettingen van het hetzelfde Laagpakket van Walcheren aangetroffen. De top van de door de Merwe/Nieuw Maas afgezette overstromings- en beddingafzettingen ligt op een gemiddelde diepte van 2,52 m - NAP (6,08 m - mv). De natuurlijke ondergrond wordt tot slot afgedekt door een opgebracht pakket met een gemiddelde dikte van 608 cm.
Tijdens het veldonderzoek zijn geen stratigrafische niveaus met archeologische potentie aangeboord. Hierbij moet opgemerkt worden dat de potentie van een vegetatiehorizont, waargenomen in de top van de zoetwatergetijdenafzettingen van het Terbregge Laagpakket, niet bekend is. Dit stratigrafische niveau wordt echter alleen aangetast door heipalen. Verder zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De conclusie is dan ook dat de kans klein is dat bij de voorgenomen (hei)werkzaamheden in het plangebied archeologische resten verstoord zullen worden.