Naam: Legiman Kasan MustarAchternaam: MustarGeboorteplaats: Paradijs, district Nickerie, SurinameGeboortedatum: 1928Woonplaatsen: Suriname 1928 - 1954; Indonesia 1954 -In Suriname woonde ik in Paradijs, Javanen zeggen Perdis. Ik was ongeveer 26 toen ik naar Indonesië vertrok. Ik was al getrouwd en ik had al een kind. Ik ben van mijn eerste vrouw gescheiden. Zij is in Suriname gebleven. Ik kom uit een gezin van tien kinderen. Negen van hen zijn meegegaan naar Indonesië. Mijn ouders zijn ook meegekomen. Wat hen ertoe bracht om naar Indonesië terug te gaan, was de partij.Mijn familie hield ervan om naar partijbijeenkomsten van de PBIS te gaan. De politiek van Pak Hardjo was erg sterk. Het programma van zijn partij was om de belangen van de Indonesische bevolking in Suriname te behartigen en hun positie te verbeteren. In het begin spraken ze niet over teruggaan naar Indonesië, dat kwam later. Pak Hardjo wilde in de regering komen, maar hij verloor. Dus koos hij voor een andere weg. Hij had de aard van de Javaan door. Die waren op dat moment helemaal geobsedeerd door Java en van teruggaan naar Java. En Pak Hardjo dacht: ‘Ik krijg ze wel achter mij’. Hij richtte een Stichting op met afdelingen in alle districten.
Ik heb mijn grond in Suriname verkocht om de Stichting te kunnen betalen. Ik betaalde 500 gulden voor mij en mijn vrouw. Mijn kind bleef in Suriname met mijn eerste vrouw. Op de boot was het goed. De reis duurde een maand. Het ging via Kaapstad in Zuid-Afrika. Verder weet ik het niet, want in de boot hadden wij etages en de Nickerianen kregen een eigen plek, helemaal beneden.
In Tongar aangekomen, huilden wij. Wij hadden ons huis achtergelaten en hier was het nog rimboe. Ik werd gevraagd om pionierswerk te doen en een pad aan te leggen. Elke keer als ik thuis kwam, was ik moedeloos, soms huilde ik. Wat kan ik van dit land maken, het is heuvelachtig en waar stroomt het water naartoe? Ik woonde in een barak met mijn vrouw. Een barak was maar drie, misschien vier vierkante meter. Stel je eens voor, hoe is het mogelijk dat dat genoeg is voor een gezin met vijf personen? In de avonduren werd de wacht gehouden door de politie, we mochten niet uit. Er zou gevaar zijn van tijgers. De lokale bevolking had haar eigen mythen over tijgers, maar in het echt waren ze er ook, want er werden tijgers doodgeschoten die geiten opaten.
Ik ben geboren in 1928, op de tiende dag van de tiende maand. Als er in Suriname een geboorte was, dan werd dat gemeld aan het districtskantoor. Was een kind zes jaar geworden en nog niet naar school gegaan, dan kreeg je bezoek van de onderwijzer. Die zei dan: ‘Pak, je kind is al zes jaar oud, stuur haar of hem morgen naar school.’ De vader weet misschien niet eens dat zijn kind al zo oud is, maar de onderwijzer weet dat wel. Die registratie werkte goed. En als je een geboorte niet binnen twee weken had aangegeven, dan kreeg je vijf gulden boete.School was gratis, althans de openbare school. Er was niet zoiets als een schooluniform, anders zouden de ouders het niet kunnen betalen. Je mocht wat je had aantrekken. Het belangrijkste was dat de kinderen naar school gingen. Er zijn mensen die zeiden: ‘Ik wil wel dat mijn kind naar school gaat, maar ik kan geen kleren kopen’. Dan kocht de onderwijzer kleren voor je. De onderwijzer was iemand uit India, er was een 'orang negro' (Creool) en er was een Javaan: meester Timin. In mijn tijd waren er nog geen fietsen, dus ik liep naar school. De school was gemengd, net als de bevolking. Vooral Perdis, de plaats waar wij woonden, was erg gemengd. Maar dat was heel gewoon, er waren geen problemen of confrontaties.
In Juranggo kregen de Javanen twee hectare grond van Pak Hardjo, in Tongar niet. De grond van de mensen van Tongar is weggegeven aan de mensen van Juranggo. Juranggo was vroeger ons gebied, het is het deel waar de brug staat. Daar woonden ook mensen van ons, maar er was leegstand. Wat leeg stond, is nu bewoond door transmigranten. Niemand weet of ze het hebben gekocht of dat ze het hebben gekregen, of dat er andere afspraken zijn gemaakt. Wij weten het niet, maar degene die het wel weet is Pak Hardjo. Tijdens vergaderingen heeft Pak Hardjo altijd gezegd dat 500 hectare in Juranggo en Tongar al is opengemaakt en beplant. Waar is dan de resterende 1000 hectare gebleven? Als het is verkocht? Aan wie dan?
Wij hebben nooit aan mensen van Juranggo gevraagd van wie zij de grond hebben gekregen. Zou het iets hebben uitgemaakt? De jongeren daar hebben auto’s omdat ze oliepalm kunnen planten. Maar de jongeren van Tongar, waar moeten zij het vandaan halen? Ze hebben geen grond. Ze zitten leeg. Wij weten niet waar al de grond heen is gegaan.
Toen we net in Tongar woonden, heb ik verschillende huizen gebouwd zonder betaald te worden door de Stichting. In het begin konden mensen geld lenen van de Stichting om hun huis te bouwen. Maar wilden mensen snel bouwen, dan kochten ze zelf materiaal, want je moest wachten op je beurt voor een lening. De Stichting had een lening van de regering gekregen en toen het geld op was, was het ook gedaan met de Stichting. Een tweede verzoek om een lening werd niet goedgekeurd. Vanaf dat moment moest iedereen voor zichzelf zorgen. Wij kregen verder geen informatie wat er met het geleende geld was gedaan. Alles gebeurde 'tertutup' (gesloten, niet transparant), net als de verdeling van grond.
In Tongar is de interactie met de lokale bevolking gewoon verlopen. De mensen van hier zijn 'orang minang' (de Minangkabau), ze tellen anders dan wij: ciek, duo, tigo. Dus wij noemden hen in het begin 'woon kiek'. Er was even een deining geweest toen iemand van ons met een meisje van hen trouwde. De mensen spraken erover. Maar dat ging snel over. Nu zijn we allemaal vrienden en wordt er onderling getrouwd. De eerste persoon uit Suriname die met iemand van Tongar trouwde was Satino. Satino was donker, lang en groot. Hij was een mengelmoes Javaan en neger. Hij trouwde met Shery. Ze was heel mooi.
Het volledige interview is in Bahasa Indonesia.
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.