In april 2013 heeft Archol in opdracht van de gemeente Almere een archeologische opgraving uitgevoerd van drie vindplaatsen in het plangebied Stichtsekant te Almere. Met het onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag waarom de aanwezigheid van eventuele vuursteenconcentraties op drie vindplaatsen niet kon worden bevestigd bij de eerder uitgevoerde aanvullende waardering van deze vindplaatsen. Daarnaast is onderzocht aan welk archeologisch fenomeen de verkoolde hazelnoten, die op één van de vindplaatsen zijn gevonden, zouden kunnen worden gekoppeld.Op alle drie de vindplaatsen is in de top van het Pleistocene dekzandoppervlak een kleine werkput aangelegd van 5x5 m. In de top van het dekzand zijn monsters genomen met behulp van 22 boringen per put. Deze zijn geplaatst in een grid van 1x1 m, tot op een diepte van 30 cm. Daarnaast is midden op de vindplaats een vierkante meter bemonsterd in segmenten van 50x50x5 cm, ook tot op een diepte van 30 cm.Alle monsters zijn gezeefd over een zeef met een diameter van 1 mm. Het residu is vervolgens gedroogd, gesorteerd, geteld en gewogen.Aan de hand van dit onderzoek is vastgesteld dat de uursteenvindplaatsen 1R_10 en 1R_11, die tijdens het aanvullend waarderend onderzoek geen aanvullende vuursteenvondsten hadden opgeleverd, wel degelijk vuursteenvindplaatsen zijn. Het gaat om zogenaamde low density sites die gekenmerkt worden door een zeer ijle ruimtelijke spreiding van ewerkt vuursteen. Wat betreft vindplaats 1_R12 bestaat nog steeds het vermoeden dat de verkoolde hazelnootresten gekoppeld kunnen worden aan de aanwezigheid van haardkuilen. Ondanks de aanvullende vondsten van verkoolde hazelnoten en eikels is dit niet bevestigd tijdens het onderzoek. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat er door wateroverlast geen sporenvlak kon worden aangelegd.
Date: 2013
Date Submitted: 2015-12-01