Uit het onderzoek blijkt dat in alle boringen de bodem is verstoord. In bijna alle boringen zit veel puin. In boringen 1, 2, 3 en 6 begint de verstoring met puin al op 10 cm beneden maaiveld. In boring 1 gaat de verstoring met puin door tot 155 cm beneden maaiveld. Mogelijk is dit puin afkomstig van woningen die in het verleden op het onderzoeksterrein hebben gestaan. Door deze verstoring is de kans op het aantreffen van archeologische resten en/of sporen in het gebied zeer klein. De gevonden scherfjes en het pijpensteelje zijn hoogstwaarschijnlijk bij toeval tussen het puin terecht gekomen en hebben derhalve geen archeologische context. De toekomstige verstoring door graafwerkzaamheden zal bestaan uit het graven van een aantal funderingssleufjes tot 50–60 cm beneden maaiveld en het saneren (afgraven) van een aantal achtertuinen tot 1 m beneden maaiveld. Gezien de aard van de al aanwezige bodemverstoring is het niet noodzakelijk om naar aanleiding van deze graafwerkzaamheden op de betreffende locatie archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.
Date: 2003