In de bouwput zijn wierdelagen aangetroffen. De oudste aangetroffen wierdelagen wijzen erop dat het terrein in de 12e-13e eeuw is opgehoogd. Met deze uitbreiding werd een nieuw erf ten noorden van de handelsterp gecreëerd. De bebouwing zal aan de oostzijde van deze huiswierde hebben gestaan, tegenover de kerk. De rest van het terrein was in gebruik als achtererf of tuin. Tot in de 16e eeuw bevond zich op de zuidelijke grens van het onderzoeksterrein een erfafscheiding in de vorm van een sloot. In de 16e eeuw werd het terrein opgesplitst in twee percelen, gescheiden door een noord-zuid georiënteerde schutting en tuinmuur. Op het noordoostelijke perceel zijn de resten van een boerderij gevonden die in aanvang uit de 16e eeuw dateert en in 1960 is afgebroken. Deze boerderij zal een opvolger zijn geweest van de oorspronkelijke middeleeuwse bebouwing. Vanaf de 19e eeuw tot aan de sloop in 1960 zat er een verf- en glashandel in het pand. De grote hoeveelheid loodstrippen die op dit erf zijn aangetroffen, zal met deze bedrijvigheid te maken hebben. Het zijn waarschijnlijk afvalstukjes geweest van de productie van glas-en-lood ramen. Op het zuidwestelijke perceel zijn geen sporen van bebouwing aangetroffen. Dit perceel was in de 19e eeuw een tuin behorende bij de pastorie aan de Hogestraat, die gesloopt werd in 1931. De eigenaren van dit perceel in de 17e en 18e eeuw zullen een redelijke welstand en lokale invloed hebben gehad, gezien de hier aangetroffen hoeveelheid munten en andere vondsten, zoals de raadspenning en restanten van een boekbeslag.