Sluit de landschappelijke informatie uit het onderzoek aan op het beeld uit het voorgaande bureauonderzoek? Zo niet, op welke punten worden afwijkingen gesignaleerd en wat betekent dit voor de archeologische verwachting? De geomorfologische basis van het plangebied bestaat inderdaad uit fluvioperiglaciaal zand, dat als fluviatiel terrasrest kan worden geduid. Hierop bevindt zich een dun (ca. 0,5 m) laagje dekzand. Op dit dekzand heeft in het Holoceen bodemvorming plaatsgevonden, lokaal is van deze bodem nog het restant van een humeuze A horizont aanwezig. Verder zijn tekenen van inspoeling van humus en mineralen in het dekzand aanwezig, in de vorm van vlekken en fibers. Deze resultaten komen overeen met de verwachting voorafgaand aan het onderzoek. Afwijkend is de vastgestelde dikte van het plaggendek. Deze bedraagt ca 90 cm, terwijl in de bureaustudie uitgegaan wordt van een dun plaggendek (maximale dikte ca 50 cm). Op basis van de resultaten van het onderzoek kan dan ook worden gesteld dat het op de verwachtingskaart aangegeven gebiedje met dun plaggendek naar alle waarschijnlijkheid (net als het omringende terrein) een tamelijk dik plaggendek bezit. Dat heeft een gunstig effect op de conservering van eventueel aanwezige archeologische sporen. 2. Zijn er archeologische sporen aanwezig in het onderzoeksgebied? Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen, die niet tot de gesloopte boerderij behoren. Sporen van oudere voorgangers van de boerderij zijn niet aangetroffen, ook zijn geen directe aanwijzingen aangetroffen die erop duiden dat dat zich oudere voorgangers op deze plek hebben bevonden. Het vondstmateriaal uit de insteek van de buitengevel van de boerderij geeft aan dat deze in de (tweede helft?) van de 19de eeuw is opgericht. Ook het feit dat in deze muur en in de kelder S1 machinale stenen zijn toegepast wijst erop dat deze van relatief recente datum zijn. Waarschijnlijk zijn de gedocumenteerde muurdelen toe te schrijven aan de verbouwing van 1848, maar zij kunnen ook van latere datum zijn. Het feit dat in kelder S2 hergebruikte bakstenen zijn toegepast, suggereert dat deze wel van een oudere voorganger afkomstig kunnen zijn. 3. Wat is de aard, datering en ruimtelijke verspreiding van de aangetroffen sporen? Niet van toepassing, er zijn geen sporen aangetroffen. 4. Zijn er meerdere fasen te onderscheiden? Niet van toepassing, er zijn geen sporen aangetroffen. 5. Hoe is de conserveringstoestand van de aanwezige resten? Niet van toepassing, er zijn geen sporen aangetroffen. 6. Zijn binnen het onderzoeksgebied vindplaatsen aan te wijzen? Zo ja, welke vindplaatsen zijn dit en hoe kunnen deze worden begrensd en wat betekent dit voor de verwachtingswaarde van aangrenzende gebieden? Binnen het onderzoeksgebied zijn geen vindplaatsen aanwezig. De hergebruikte bakstenen in kelder S2 kunnen van een (gesloopte) oudere voorganger afkomstig zijn. Omdat van dit gebouw in het onderzoeksgebied zelf geen sporen zijn aangetroffen, moet deze zich op een andere locatie hebben bevonden. Vermoedelijk lag deze evenwel in de directe omgeving van het huidige onderzoeksgebied.
Date: 09/09/2015 (veldwerk)