De initiatiefnemer heeft het voornemen om een nieuw appartementencomplex met commerciële plint te realiseren op de hoek van de Gentsestraat en Frans van Waesberghestraat te Hulst. Hiertoe zal de bestaande bebouwing gesloopt worden. Het plangebied omvat drie percelen die kadastraal bekend staan onder Gemeente Hulst, Sectie A, Perceel 1979‐1980‐1929 en beslaat een oppervlakte van circa 404 vierkante meter. In het kader van de hiertoe benodigde omgevingsvergunning voor een Binnenplanse OmgevingsPlanActiviteit (OPA) heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd.In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd die geleid hebben tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat: - Het plangebied gesitueerd is op de overgang van dekzand naar (licht) geërodeerd dekzand afgedekt door afzettingen van het Laagpakket van Walcheren.- Een middelhoge verwachting op het voorkomen van vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. Vindplaatsen uit het mesolithicum worden verwacht in de top van het dekzand. Resten uit het laat- paleolithicum kunnen worden aangetroffen in eventuele aanwezige paleosols in het dekzand.- Een hoge verwachting op het voorkomen van vindplaatsen vanaf het neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Vindplaatsen uit deze periode worden verwacht onder de (sub-)recente ophooglagen en/of verstoringen; Een uitzondering vormt de locatie waar de kelders voorkomen. Hier geldt enkel een verwachting voor dieper reikende sporen, zoals bijvoorbeeld beer- en waterputten.Op basis van de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat: Onder het vloerniveau van het huidige pand verschillende (uitgebroken) funderingen aanwezig zijn die dateren uit de 20ste eeuw. Analyse van het oude kaartmateriaal heeft echter aangetoond dat het plangebied zeker vanaf het midden van de 16de eeuw bebouwd is. Omdat tussen en onder de jongere funderingen (resten van) oudere funderingen en/of anderssoortige sporen aanwezig kunnen zijn die teruggaan tot de 16de eeuw of vroeger, wordt geadviseerd de ondergrondse sloop te beperken tot de duidelijk recente funderingen en kelders.Indien noodzakelijk kunnen ook andere jonge (bakstenen) funderingen worden verwijderd maar dan enkel deze vervaardigd uit machinale baksteen en gemetseld met (Portland)cement, tot maximaal 0,40 m-mv (de wettelijk geldende vrijstellingsdiepte) of 2,00 m -mv op de locatie van de kelders (zie figuur 19). Indien dieper gesloopt wordt bestaat immers de kans dat ook oudere funderingen of andere archeologische resten worden vernietigd. Funderingen moeten binnen de bestaande aanlegsleuf worden verwijderd en niet door een sleuf ernaast te graven omdat daarmee potentieel andere archeologische resten worden vernietigd en de locatie een potentieel waardevolle bijdrage kan leveren naar de ontstaansgeschiedenis van Hulst.Dat betekent niet dat de sloopwerkzaamheden per definitie onder Archeologische Begeleiding moeten plaatsvinden zolang in de opdracht naar de sloper helder wordt gecommuniceerd naar de doelstellingen en daar ook op toegezien wordt.Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd de ondergrondse sloop uit te laten voeren onder archeologische begeleiding (protocol 4004: Opgraving – variant Archeologische Begeleiding). Het begeleiden van kleine sleuven waaruit puin wordt gesloopt is echter niet de meest geschikte manier om de archeologische potentie van de locatie in kaart te brengen.
